GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 341

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 341

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

gen verkregen de financiële middelen voor een belangrijk deel uit bezittingen, met name grond en gebouwen. De instellingen kenden globaal drie vormen van bedeling: de algemene bedeling, de gestichtsverpleging en de ziekenen gehandicaptenzorg. De algemene bedeling geschiedde niet alleen in geld, maar ook in de vorm van brandstof, kleding of levensmiddelen. Vaak was de bedeling aan een maximumbedrag gebonden. Tussen kerkelijke en burgerlijke armbesturen was op dit punt weinig verschil; wel is het zo dat de kerkelijke besturen sterker op het gedrag van de bedeelden letten. Drankmisbruik en een te onregelmatig kerkbezoek konden leiden tot weigering van financiële steun. Kritiek was er wél op de soort bedeling die de kerkeiijjke besturen toepasten. Een diaken die rond 1890 jarenlang in een der grote steden werkzaam was geweest, had als grief: ,,Beperking van de barmhartigheid tot slechts enkele soorten van armen en berooiden, terwijl juist de meest ellendigen aan zichzelf overgelaten werden." Oude mensen en gebrekkigen werden bij voorkeur in bejaardenoorden opgenomen. De gratis gehuisveste bejaarden werden verplicht te werken. Mannen en vrouwen moesten gescheiden in grote slaapzalen overnachten. De huisregels waren streng en soms moest men zelfs een huisuniform dragen. De meeste bejaarden gaven er daarom de voorkeur aan thuis te blijven wonen met een laag bedrag aan bedeling. De zieken- en gehandicaptenzorg omvatte zogenaamde armendokters en gemeenteziekenhuizen waar zieke armen gratis verpleegd werden (op kosten van het armbestuur). In sommige steden waren bepaalde vormen van kraamhulp aanwezig, of huishoudzorg in geval van ziekte van de vrouw. p aandrang van de liberalen werd uiteindelijk een begin gemaakt met de sociale wetgeving. In 1874 werd de eerste sociale wet uitgevaardigd: het kinderwetje van Van Houten. De wet verbood het in dienst nemen van kinderen beneden de twaalf jaar, maar met een aantal uitzonderingen. Omdat men verzuimde een goed controlesysteem op te zetten, was de wet weinig effectief. Met de Arbeidswet van 1889 werd een beter systeem opgezet. Kinderarbeid bleef verboden en de arbeid van vrouwen en kinderen tussen twaalf en zestien jaar bond men aan strikte tijden. Nacht- en zondagsarbeid werd voor beide groepen verDe Invalldlteitswet.

O

't Is godgeklaagd dat itt verplicht ben oin zoo'n ding te verzeHerenl

VU-MAGAZINE - SEPTEMBER 1986

boden. De Armenwet van 1912 gaf aan de burgerlijke armbesturen een ruimere bevoegdheid. Tot 1965 zou deze wet in essentie van kracht blijven. In 1919 kwam er zowel een Ongevallen- als een Invaliditeitswet tot stand. Voor die tijd waren er soms al zaken voor enkele specifieke groepen geregeld, maar een alomvattende wet waarin ook voorzieningen waren getroffen voor kleine zelfstandigen, was er nog niet. Via deze wetten was het mogelijk dat arbeiders in geval van langdurige ongeschiktheid voor betaalde arbeid, recht hadden op een uitkering, en niet langer afhankelijk waren van steun. Ook op het vlak van de werkloosheid kwamen dergelijke regelingen tot stand. Tot 1945 hadden die wetten echter meer het karakter van een steunregeling dan van een verzekering. Al langer bestonden er vrijwillige verzekeringen via de zogenaamde werklozenkassen, die in een latere periode voor een groot deel door de overheid werden gesubsidieerd. In 1919 werd tevens de achturige arbeidsdag gerealiseerd, evenals de vrije zaterdagmiddag en zondag. Hoewel deze maatregel in 1922 weer gedeeltelijk werd teruggedraaid, was de Arbeidswet een belangrijke bijdrage aan de arbeidsbescherming. Opvallend is wel dat de belangrijkste wetten tussen de crises door tot stand kwamen. In de jaren dertig bereikte men op het punt van de sociale wetgeving vrijwel niets. In 1962 werd door de KVP-ministers Klompé en Veldkamp het wetsontwerp Algemene Bijstandswet ingediend, dat ten doel had de Armenwet te vervangen. De bijstandswet — op het moment weer zeer aktueel — regelt het recht op financiële bijstand van iedere Nederlandse ingezetene die niet over de middelen beschikt om in het bestaan te voorziende wet regelde ook het recht op beroep indien men een beslissing van de uitkerende instantie aanvocht. Dat was nieuw: de armbesturen kenden een dergelijk recht niet. Het recht op beroep maakt duidelijk dat financiële steun van de overheid voor ingezetenen die niet over de financiële middelen beschikken om in het eigen onderhoud te voorzien een recht is, en geen liefdadigheid. De bedoeling van de ministers Klompé en Veldkamp was met de bijstandswet een laatste vangnet te creëren voor hen die werkelijk geen geld hadden; een laatste redmiddel als alle andere wetten niet van toepassing waren. Die functie wordt de laatste jaren steeds belangrijker. Ruim driekwart van de mensen in de bijstand (voor 95 procent vrouwen) zijn gescheiden vrouwen met kinderen. Het is voor hen vaak onmogelijk een betaalde baan te vinden, als zij dit al zouden willen combineren met de zorg voor kinderen. Kinderopvang is in dit land onvoldoende geregeld en betaalde banen zijn — zeker voor mensen zonder ervaring — niet eenvoudig te vinden. Een andere grote groep ontvangers van een uitkering op het niveau van de bijstand (maar dan via de RWW) zijn de jongeren en de langdurig werklozen: met de gescheiden vrouwen drie categorieën die niemand had voorzien in 1965. Het zijn ook groepen die naar de rand van de samenleving worden geschoven. "Als je maar beter had gezocht en met minder tevreden was geweest, had je nu wel een baan", en: "al die vrouwen moeten opeens zo nodig scheiden, laten ze bij hun man blijven!" zijn jammer genoeg veel gehoorde uitdrukkingen. Mensen in de bijstand worden door de maatschappij dan ook min of meer gestraft door een streng regime van controles die diep ingrijpen in het privéleven. Men kan zich dan ook afvragen of de 'armen' van nu —niet alleen mensen in de bijstand, maar ook weduwen, bejaarden, ongeschoolden en invaliden — eigenlijk niet erg veel overeenkomst vertonen met de armen van vroeger. D L. Frank van Loo, "Den arme gegeven...". Een beschrijving van armoede, armenzorg en sociale zelcerheid in Nederland, 1784-1965, uitgeverij Boom, 1981. L. Frank van Loo. Armelui, Armoede en bedeling te Alkmaar 1850-1914, uitgeverij Octavo, 1986, f 45,-.

299

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 341

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's