GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 41

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 41

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

perkte zich na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk tot het buitenland. Tegenspraak of gebrek aan waardering werd door Dudok als ondeskundigheid beschouwd. Toen ambtenaren klaagden over de kille ongezelligheid van het nieuwe raadhuis, viel dat bepaald niet in goede aarde. Elke poging het interieur wat huiselijker te maken, ontmoette bij hem, die ook de inrichting had verzorgd, felle tegenstand. Pas na zijn dood in 1974 werden aarzelend vernieuwingen aangebracht en werd het strakke kleurenschema hier en daar doorbroken.

Het Scheepsuaarlhuis aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam werd in 1916 onder leiding van J. M. v.d. Mey (1S7H1949) gebouwd. Dit huis wordt algemeen gezien als het prototype uan de Amsterdamse School. Van der Mey's medewerker Michel de Klerk (1HS4-192.3) is de bekendste architekt uan deze groep geworden. Ook van het iets jongere Schroderhuis uit 1924 uan G. Th. Rietueld aan de Prins Hendriklaan te Utrecht zou een vergelijkbare inuloed uitgaan op het Nederlandse bouwen, in dit geual op de Stijlgrrjep en het kubisme. De Amsterdamse School bouwde urijwel uitsluitend in Amsterdam

bouw aan de 's-Gravelandseweg, een prachtige radiaalstraat vol deftige fin-desiècle landhuizen naar het niet minder deftige 's-Graveland. Ten slotte werd een bouwterrein midden in de laat-negentiende-eeuwse uitbreiding aan de Witte-Hullweg aan het gemeentebestuur aangeboden. Weer werden nieuwe tekeningen gemaakt. Kr was ruimte genoeg, zelfs was het mogelijk het raadhuis in een vijver te situeren. Maar onder alle omstandigheden moest het raadhuis een zetel van het gezag zijn en dat vereiste een monumentale en estetische aanpak, aldus de architekt. Ook de ontwerpen voor gemeentehuizen in Leiden, Den Haag, Amsterdam en Velsen zijn in deze geest getekend. Alleen het laatste is gerealiseerd. Het raadhuis in de vijver zou Dudok's naam voorgoed samenbrengen met de twee andere Nederlandse dragers van de Gold Medal van het Royal Institute of Britisch Architects: Cuypers en Berlage. In 1925 had Dudok al de Franse Grand Prix verworven voor zijn inzending op de tentoonstelling in Parijs, in 1927 werd hij erelid van de Belgische Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen. Ook de Bund Deutscher Architekten onderscheidde hem met een erelidmaatschap. In 19.35 volgde de Royal Medal en in 1937 voor de tweede keer de Grand Prix. In 1955 werd hem de zojuist genoemde Gold Medal toegekend.

H

oe is het mogelijk, dat een algemeen gewaardeerd architekt van internationale allure vrijwel niet buiten Hilversum heeft gewerkt? Door Dudok's funktie, eerst als direkteur van Publieke Werken, daarna als gemeente-architekt, behoefde hij zijn werkgebied vrijwel niet met anderen te delen. Hij was

VU-MAGA2INE — JANUARI 1986

de typische all-round bouwmeester, die de gemeente overzag en invulde op harmonieuze wijze. Aan de harmonie rond zijn persoon ontbrak wel het een en ander. Hij had eerst een militaire carrière op het oog en was van 1900 tot 1914 in het leger geweest. Ook na die tijd bleef hij de bevelvoerende officier die volstrekte gehoorzaamheid eiste. Een plaats als Amsterdam, zijn geboorteplaats, zou daarvoor te groot geweest zijn. Daar werkte een groep architekten onder de inspirerende leiding van Berlage als Amsterdamse School en drukte zijn stempel op de stadsuitbreiding tussen de beide wereldoorlogen. Aanzien en sfeer in Nieuw-Zuid werden door hen bepaald en ook verder in de stad verrees menig bouwwerk van De Klerk en de zijnen. Binnen het kollektief van architekten gaf Berlage zijn medewerkers een grote mate van zelfstandigheid. In een kleinere gemeente zou Dudok misschien meer wervend naar buiten zijn getreden. Zijn direkteurschap en na 1928 de gemeentelijke funktie van architekt verdroeg zich maar moeizaam met het aanvaarden van partikuliere opdrachten. Ook Dudok's benoeming, in 1934, tot ontwerper van uitbreidingsplannen voor Den Haag, bracht geen van beide partijen wat ze ervan verwacht hadden. De banden met Den Haag bleven tot 1952, maar van zijn uitbreidings- en wederopbouwplannen is eigenlijk vrijwel niets uitgevoerd. Dudok's hoogtepunt, het Raadhuis, viel eigenlijk te vroeg. Op rond 45-jarige leeftijd stond hij aan de top met zijn synthese tussen Amsterdamse School en Stijl, Dudok ging toen nog ruim dertig jaar door, maar anderen gingen verder. De kubistische bouw won veld, terwijl Dudok door concessies aan het Nieuw Zakelijk Bouwen steeds meer aan eigen identiteit ging inboeten. De waardering, die hem in binnen- en buitenland zo rijkelijk ten deel was gevallen, be-

D

e architektuur van Dudok vormt een — kleine — wereld op zichzelf. In de jaren dertig ontstaat er gaandeweg een woningbouwarchitektuur, die het hele land bestrijkt. De na-oorlogse nieuwbouw vertoont een nog grotere mate van uniformiteit. Ook in de architektuur van kerken en andere grote gebouwen valt weinig individuele oorspronkelijkheid te ontdekken. De "eerlijke" baksteen maakt plaats voor betonkolossen en glazen kubussen waarbij het estetische element meestal minder duidelijk aanwezig is. Stadscentra gaan steeds meer op elkaar lijken en metropolen onderscheiden zich in vrijwel niets van elkaar. Hilversum, dat zeer weinig eigens heeft en ook niet op een historische kern kan bogen, bezit in het werk van Dudok in elk geval een eigenschap, die het onderscheidt van veel andere (tej snel gegroeide gemeenten. Ongeveer vijfenzeventig bouwwerken zijn min of meer als monument te beschouwen. Het is interessant deze in chronologische volgorde te bestuderen. De oudere gebouwen doen sterk denken aan de Amsterdamse School. Vooral de raampartijen zijn typerend en de Geraniumschool is een goed voorbeeld. Later komt Dudok met ontwerpen, waarbij de massawerking van het gebouw genoeg versiering is. Hij eindigt ten slotte met het moderne maar weinig aansprekende pand van C & A. De sociaal-geograaf vormt geen partij in de strijd in de wereld van de architektuur. Zoals hij zoekt naar een orde in de spreiding van boerderij- en molentypen, zo bestudeert hij ook het landschap in de steden in binnen- en buitenland. Van een unieke trek in het Hilversumse stadslandschap neemt hij met belangstelling kennis. Bij het beschrijven en verklaren van de Hilversumse identiteit stelt hij met voldoening vast, dat de belangstelling voor het werk van Dudok weer groeiende is en dat het Raadhuis tien jaar na de dood van de grote bouwmeester meer bezoek uit binnen-en buitenland ontvangt dan ooit tevoren. Het werk en de invloed van Dudok leken geconsolideerd, maar beleven nu een periode van hernieuwde circulatie. .G [)rs. V\. Smit is M.nd(-rwiisHf'n^r;33f .jan df VU

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 41

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's