GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 129

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 129

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ken komt hier en daar de zeebodem ook omhoog. Naast grote diepten zijn ook stijgende stukken te zien. De eilanden rond de Bandazee stijgen met zo'n vijfhonderd meter per miljoen jaar. Dat is een spectaculaire verhoging. Tegenover een journalist van NRC/Handelsblad zei Derk Jongsma hierover: "Er ontstaat daar het begin van een bergketen zoals de Himalaya." Rondom de Bandazee ligt tevens een trog die een bocht maakt van 180 graden. Zoiets is uniek. De meningen van de geologen lopen uiteen hoe zoiets kan ontstaan. Sommigen menen dat de beweging van Australië ten opzichte van de Stille Oceaan zulke bewegingen mogelijk maakt. Anderen zeggen dat er in feite sprake is van twee verschillende troggen, die nauw op elkaar aansluiten, waardoor het lijkt of de trog een bocht maakt. Juist het aspect van de continenten die op een troggenlijn zijn aangekomen, interesseert Derk Jongsma. Hij is gepromoveerd op een onderzoek naar deze bewegingen in het Middellandse Zee-gebied. "De bewegingen tussen de grote schotsen van Europa en Afrika, want daar spreek je over als je studie maakt van het Middellandse Zee-gebied, zijn heel gering", vertelt hij. "Toen ik in 1979 besloot om te gaan werken aan de Vrije Universiteit heb ik meteen gezegd dat ik belangstelling had om aan een tweede Snellius-expeditie mee te doen. Ik wilde graag eens onderzoeken hoe dat dan in de Bandazee was." Het eerste doel van het geologisch onderzoek tijdens de expeditie was om geologische en ecologische gegevens van het gebied in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kunnen bodemmonsters en geofysische gegevens die eveneens tijdens de reis verzameld zijn, geïnterpreteerd worden. Onder geofysische gegevens moeten dan verstaan worden: akoustische en magnetische gegevens, warmtestroommetingen en gegevens over de zwaartekracht. Door combinatie van al die gegevens hoopt men tot een reconstructie van het geologische verleden van dit gebied te komen. Dat verleden kan ons gegevens in de hand spelen, waardoor wetenschappers mogelijk iets kunnen zeggen over wat er in de toekomst met dit gebied gaat gebeuren. Chemische en biologische gegevens te zamen met onderzoeken naar de sedimenten moeten de resultaten aanvullen. Jongsma: "Bij het onderzoek van de steenmonsters die omhoog gekomen zijn, kijken wij bij voorbeeld naar de fossielen van beestjes. We proberen vast te stellen hoe oud ze zijn en we tekenen aan waar ze gevonden zijn, op welke plaats, op welke diepte, noem maar op. Als je zo'n gesteente dan elders ook tegen komt, kun je nagaan hoe dat daar gekomen is, met welke snelheid en hoe lang geleden het daar gekomen is." Op die manier worden bewegingen in de bodem eveneens getraceerd.

VU'MAGAZiNE -

MAART 1986

V

oor deze expeditie was Nederland eigenlijk internationaal gezien nogal achter op dit gebied", vertelt Jongsma. ,,Door de Snellius-expeditie is die achterstand weer wat ingelopen. Ik geloof dat dat belangrijk is, omdat dit soort onderzoek vele praktische aanwendingsmogelijkheden heeft." Hij noemt de seismografische kant. Wie weet waar de oprispingen in de aarde zitten en hoe groot de bewegingen zijn, kan aardbevingen en de daarmee gepaardgaande vloedgolven in veel gevallen voorspellen. Zou daarmee ook een einde gemaakt worden aan rampen, zoals die laatst in Colombia? Jongsma schudt het hoofd. Hij gelooft het niet. De problemen zijn in zulke gevallen niet gelegen in het feit dat men de uitbarsting niet ziet aankomen, maar dat het technisch niet mogelijk is om hele steden te evacueren. "De enige oplossing zou zijn dat de mensen niet meer op die heuvels gaan wonen", zegt hij. "Maar dat is niet haalbaar." Wie bedenkt dat het grootste deel van de Indonesische archipel vulkanisch van aard is, begrijpt dat dat inderdaad onmogelijk is. Een andere aanwending van geologisch onderzoek is het zoeken naar olie. Jongsma: "Tussen de grote platen liggen ook kleine schotsen. In de zones tussen twee schotsen is vaak olie te vinden." Is dat eigenlijk geen onderzoek dat de oliemaatschappijen moeten doen, of in ieder geval dienen te betalen? Jongsma vindt van niet. "De oliemaatschappijen doen geen onderzoek in wateren die dieper gaan dan tweehonderd meter," legt hij uit. "Voor hen zijn vondsten op grotere diepte niet tegen concurrerende prijzen te exploiteren. Maar voor de Indonesische regering kan het over honderd jaar wel belangrijk zijn te weten wat er in de bodem zit."

Jongsma betreurt het dat de Snellius Il-expeditie geen geld genoeg had om seismisch onderzoek met een diepere penetratie te verrichten. De wetenschappers hebben echter contacten met allerlei internationale onderzoeksprogramma's en als uit de uitgewerkte resultaten blijkt dat een bepaald gebied zich buitengewoon leent voor verdere boringen zullen voorstellen gedaan worden om terug te keren naar de Bandazee. Jongsma vond de hele outillage van de Snellius Il-expeditie trouwens aan de magere kant. "Het kost allemaal veel geld", zegt hij. "Dat ben ik met iedereen eens die dat opmerkt, maar we hebben met relatief weinig geld veel verricht. Soms was het kantje boord. We hadden van veel apparaten bij voorbeeld geen vervanging bij ons. Als er iets kapot was gegaan, hadden we met bepaalde programma's gewoon moeten ophouden." Het interdisciplinaire karakter van de expeditie sprak hem aan: "Je bent met je onderzoek bezig. Het is niet zo dat mijn gegevens direct achter die van iemand uit een andere discipline te scharen zijn. Op die manier vul je elkaar niet aan. Maar je bent allemaal bezig met hetzelfde gebied en dat is leuk. Op deze manier zijn er een heleboel gegevens over een gebied. Bovendien is er internationaal veel over dit gebied geschreven." Ook het werken voor een Derde Wereld-land was iets wat hij graag deed. "De Indonesiërs vonden dat we het goed deden", vertelt hij trots. "Op de laatste plenaire vergadering zeiden ze: We vonden het zo goed gaan met de Nederlandse aardwetenschappers, wij zouden in 1990 zo weer met hen op stap willen." D Karin van Lierop is historicus en redacteur van Ad Valvas

De mannen van de Snellius II expeditie laten een stroommeter te water

119

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 129

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's