GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 33

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 33

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Kapteyns conclusie was misschienniet juist maar zijn werkwijze was heel goed", beklemtoont Blaauw. Daar heeft de generatie na hem veel van geleerd. "Dat Oort een leerling van Kapteyn was, is natuurlijk geen toeval. Wat Oort altijd heeft geïnteresseerd, waren niet de afzonderlijke sterren maar was de structuur van het geheel, en dat is wat Kapteyn ook benadrukte. In Groningen werd het roer overgenomen door Van Rhein, ook een leerling. Die heeft heel consciëntieus verder gewerkt aan het plan van zijn leermeester. Kapteyn heeft de aanzet gegeven voor de successen van de Nederlandse astronomie. Zijn grote inspiratie en invloed verliep in Groningen rechtstreeks en in Leiden via De Sitter en Oort. We moeten de rol van professor Oort natuurlijk niet onderschatten. Die heeft grote invloed ge-

*Kapteyns conclusie was misschien niet juist, maar zijn werkwijze was heel goed.' PlS^'r

IK;:

WA

had op de sterrenkunde. Maar toch zie ik in Kapteyn de vader van de Nederlandse astronomie". De Franse astronoom Baillaud zei in 1922 voor een internationaal astronomisch congres: "De drie dingen die het aanzien van de astronomie in de laatste eeuw totaal hebben veranderd zijn de fotografie, de reuzenkijkers en het Gronings laboratorium". Sterrenkundigen zullen Kapteyn niet snel vergeten, gelooft professor Blaauw, al is er niet zo bar veel over hem geschreven: "Z)e Sitter, Kapteyns eerste leerling, en de historicus Huizinga hebben indertijd afgesproken de biografie van Kapteyn te schrijven en dat zou waarschijnljk iets heel moois zijn geworden. Toen ik als assistent in Leiden begon, stond er bij De Sitter een kist met allemaal materiaal over Kapteyn. In 1940 moet die kist in Rotterdam zijn geweest en daar verbrand zijn tijdens de bombardementen. Dus dat is allemaal weg. Er hoort natuurlijk een goede biografie van Kapteyn te zijn, maar ik zie niet dat die er nog komt." D Mark Mieras studeert natuurkunde en is journalist VU-MAGAZINE—JANUARI 1988

J

aarlijks sterft één op de duizend zuigelingen in ons land plotseling zonder dat er een duidelijke ziekte of afwijking kan worden vastgesteld. Als mogelijke oorzaken voor deze w/egedood zijn de laatste tien jaar onder andere genoemd; luctitweginfecties bij het kind, stoornissen in fiet autonome zenuwstelsel, onrijptieid van de longen, vroeggeboorte, stoornissen in de bloedsomloop, vitaminegebrek, roken, drug- of medicijngebruik door de moeder, bloedgroep van de moeder, jeugdige leeftijd en lage sociaal economisctie klasse van de ouders. Kortom: men weet het niet. Onlangs is aan dit rijtje een opmerkelijke nieuwe mogelijke oorzaak toegevoegd. Op donderdag 22 oktober j.l, opende de Voikskrant op pagina één met de kop: Wiegedood mogelijk veroorzaakt door buikiigging baby. Dit nieuws verdrong de beurskrach en de Golfoorlog naar de tweede plaats. NRC-l-landeisblad bracht hetzelfde bericht 's avonds op een bescheidener plek op een binnenpagina. Beide kranten kwamen overigens de volgende dag al met relativerende commentaren. De verrassende uitspraak was ontleend aan een voordracht van dr. G.A. de Jonge, hoogleraar Kindergeneeskunde aan de VU. Op 21 oktober presenteerde De Jonge de resultaten van een vergelijkend onderzoek naar de slaaphouding van een groep van 150 kinderen die aan wiegedood waren gestorven, en van twee controlegroepen. Van de wiegedoodkinderen was ruim 85 procent voornamelijk in buikligging te slapen gelegd. In één controlegroep van 228 zuigelingen bleek dit bij 65 procent ooit het geval te zijn, en in een andere groep van 326 kinderen had slechts 61 procent ooit op de buik geslapen. Bij wiegedood-kinderen bleek de buikligging dus beduidend vaker voor te komen dan bij zuigelingen in de controlegroepen.

De Jonge stelt bovendien dat de sterfte aan wiegedood bijna verdnevoudigd is sinds vijftien jaar geleden in ons land voor het eerst de buikligging voor baby's is aanbevolen. Op grond van deze beide gegevens, gecombineerd met aanwijzingen uit buitenlands onderzoek, concludeert De Jonge dat het sterke vermoeden bestaat dat buikligging een risicofactor is voor het optreden van wiegedood. Totdat er meer

slapen, maar ze doen intussen zelf geen oog dicht. Op dit moment is het voor jeugdartsen, (jeugd-)wijkverpleegkundigen en huisartsen moeilijk om de ouders een afgewogen advies te geven. De meesfen van hen hebben het bericht uit de krant moeten vernemen. De Jonge's onderzoeksgegevens zijn nog niet in een wetenschappelijk vakblad gepubliceerd, zodat het voor collega's moeilijk is om de waarde van

.^••H

.i^^^^^^^^^^^lH^v^'^

I ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ H B ^ ^ HJL A J^^^^^^^mmHs- WÊ

co cc

^^^^^^^E^'-'

•^ LU

O

Q

LU X 1—

Z < >

Q S <r^

^ b ^^nE HiHi "^' p• ^^BÊ

^^^^HF^ ^ ' UÊÊ^ .^1

zekerheid is verkregen over de (on)veiligheid van deze methode moet volgens hem de buikligging ontraden worden. Hij voegt daar aan toe dat hij hiermee niet verklaart dat buikligging de oorzaak is van wiegedood, maar hooguit één van de risicofactoren. Het is de vraag of ouders van zuigelingen deze nuancering uit de krantenberichten oppikken. Zeker is dat het voor ouders die een kind aan wiegedood hebben verloren, een schok is om zo'n berichtte lezen. Schuldgevoelens die vaak voorkomen bij deze ouders omdat de oorzaak van de dood van hun kind zo onduidelijk is, worden er mogelijk door versterkt: "Had ik mijn kind maar op z'n zij geiegd, dan was het nu misschien nog in ieven." Is dat juist? Dat weten we niet. Eén van de redenen om de kinderen op de buik te leggen is dat de kans op verslikken in de voeding in die houding kleiner is. Wat moeten de consultatiebureau-artsen aan met het advies van De Jonge? Aanraden om het kind op de zij of rug te leggen heeft vaak geen zin, omdat kinderen die gewend zijn op de bulkte slapen, niet anders meer willen. Ouders kiezen er dan voor om het kind zo te laten

Wiegedood zijn uitspraak te controleren. De Jonge heeft een opmerkelijk verband geconstateerd tussen buikligging en wiegedood, maar het is een statistisch verband. Een oorzakelijk verband is (nog) niet aangetoond. Juist in zo'n stadium van onderzoek, waar het gaat om een moeilijk begrip als "risicofactor" is het belangrijk dat het publiek over de betekenis van deze bevinding duidelijk wordt voorgelicht, en dat kan denk ik het beste door de jeugdarts of huisarts die het kind regelmatig op het consultatiebureau ziet. Wanneer een onderzoeker iets ontdekt dat naar diens mening een gevaar oplevert voor de volksgezondheid dan Is het zijn plicht om dit naar buiten te brengen. Maar het kan langs twee wegen: directe berichtgeving via de dagbladpers of indirect door de onderzoeksgegevens ter kennis te stellen van collega's opdat zij vervolgens waar nodig maatregelen kunnen treffen. Als jeugdarts zou ik in dit geval de voorkeur hebben gegeven aan de laatste weg.

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 33

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's