GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 31

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 31

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1878 in Groningen tot hoogleraar benoemd. Het vakgebied lag er in die tijd ingeslapen bij. Sinds de grote dagen van Christiaan Huygens had de Nederlandse sterrenkunde op Europees niveau weinig betekenis gehad. Kapteyn doorbrak het isolement. Hij knoopte contacten aan met de sterrenwacht in Kaapstad en besteedde zes jaar aan het uitmeten van de fotografische platen die daar van de zuidelijke hemel waren genomen. Van meer dan 450.000 sterren bepaalde hij positie en helderheid; een monnikenwerk waarmee hij tot ver in het buitenland respect afdwong. Kapteyn legde zich niet toe op de bouw van een eigen sterrenwacht. Hij bleef een sterrenkundige zonder kijker. Daar koos hij voor. De uitvinding van de fotografie dreigde al aan het einde van de vorige eeuw te leiden tot een vloed van onverwerkt materiaal. Met behulp van de hchtgevoelige plaat kon men de hemel sneller en nauwkeuriger in kaart brengen. Door langer te belichten, kon men bovendien sterren zien die voorheen onzichtbaar waren. Op veel sterrenwachten stapelden de opnamen zich op. In 1887 begon men ondanks dat aan de 'Carte du CieF: een ambitieuze poging de hele hemel te fotograferen en in kaart te brengen. Er waren 40 miljoen sterren mee gemoeid. Kapteyn vreesde het nutteloos verzamelen van gegevens waarmee men niets kon. Hij begreep als eerste dat de tijden waren veranderd. Dat het voornaamste werk van de astronoom zich niet langer afspeelde achter de kijker, maar achter het bureau.

M

et het nauwgezet uitmeten van de sterrenfoto's zou men antwoord kunnen geven op de belangrijkste vraag die de sterrenkunde zich stelde: hoe ziet het heelal er uit en waar bevinden wij ons tussen de sterren? Het beantwoorden van die vraag werd Kapteyns levenswerk. Jaren lang zou hij ijveren voor internationale samenwerking om het doel te bereiken. Blaauw: "Kapteyns werk is altijd internationaal georiënteerd geweest. Hij reisde veel. Vanaf 1907 was hij jaarlijks een tijdje op de Mount Wilson Sterrenwacht in Amerika. Ze hebben daar op de berg uiteindelijk een apart huisje voor hem neergezet." Het uitbreken van de Eerste WereldVU-MAGAZINE—JANUARI 19

oorlog haalt een streep door Kapteyns ideaal. Als haat en verdeeldheid de internationale samenwerking onmogelijk maken, zet hij het onderzoek alleen voort. Na de vrede van Versailles doet hij zijn best de wetenschap weer te verbroederen. Hij treedt zelfs uit de Amsterdamse Academie van Wetenschappen als die zich aansluit bij de 'Conceil International de Recherches' waarvan Duitse organisaties uitgesloten zijn. Blaauw: "Kapteyn zorgde voor een goed onderzoeksplan voor het bepalen van de belangrijke eigenschappen van de sterren. Hij zag in dat het zinloos was de hemel op te meten, want dan kwam je nooit klaar. In plaats daarvan stelde hij voor met steekproeven te werken". Hij koos 206 stukjes van de hemel uit en liet die nauwgezet onder de loep nemen. "Als je van hier uit in een paar richtingen meet tot hoever de huizen van Amsterdam zich uitstrekken dan krijg je toch globaal een beeld van deze stad op je kaartje. Datzelfde idee had Kapteyn ook. In 1906 heeft hij dat voorgesteld aan de internationale sterrenkundige wereld. Enorm veel sterrenwachten hebben er aan meegewerkt". Een belangrijk deel van zijn tijd besteede Kapteyn aan het administreren en verwerken van de grote aantallen waarnemingen. 'Er is een soort noodlot dat me mijn hele leven laat doen waar ik het minst van houd', klaagde hij eens. En het was geen gemakkelijke taak.

Prof.dr. J.C. Kapteyn: vader van de Nederlandse sterrenkunde. Foto archief Universiteitsmuseum Groningen

Prof. Blaauw: Kapteyn heeft een diepe indruk achtergelaten. Foto Loek Zuyderduin

B

laauw: "Kijk, als je wilt weten hoe de sterren in de ruimte verdeeld zijn dan moet je er achter komen op welke afstand ze staan. Je kunt natuurlijk zien dat er zoveel sterren van de eerste grootte, zoveel van de tweede grootte en zoveel van de derde grootte zijn. Dat geeft je een eerste ruw idee. Maar niet alle sterren zijn in zichzelf even helder, daar moet je rekening mee houden. Als je een kaartje zou willen maken van de Hchtjes hier in de buurt, dan zou je kunnen zeggen: er zijn zoveel heldere lampen dichtbij en zoveel zwakkere verderop, dan zal de verdeling van die lampen wel zo en zo zijn. Maar je moet daarbij dan 29

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 31

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's