GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 23

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 23

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verraden krachten richten zich op deze mens met het enige tekort: dat hij mij zolang zal genezen tot Ik een ander word.

regel. De wijziging bleek de goedkeuring van Fontein te kunnen wegdragen: "Dat is goed, als je onder een ander maar verstaat: jezelf worden."

Dit voor Fontein noch voor zijn werk erg complimenteuze gedicht werd door de auteur aan hem voorgelegd, zij het in een eerste versie en met een andere slotregel. Het oorspronkelijke gedicht besloot met: tot Ik me op hem stort. De directeur heett Achterberg die regel sterk ontraden: "'t Is beter dat je dit niet schrijft. Er zijn nog steeds mensen die twijfelen aan de afname van je agressiviteit." Gehoorzaam verving Achterberg deze zin. Tot Ik een ander word werd de laatste

atuurlijk kan het verband tussen Achterbergs leven en zijn poëzie geenszins worden ontkend. Meer dan wie ook was hij een 'volstrekte dichter' (typering van bevriend auteur A. Marja, pseudoniem van A.Th. Mooij); een monomaan, levend uitsluitend in, vanuit, en voor zijn poëzie. Of, zoals een psychiater later stelde: "De mens Achterberg is niet los te zien van de dichter Achterberg." Dat onlosmakelijke verband gaat alleen veel verder dan die ene gewelddaad.

was voor publikatie van Achterbergs verzen in, onder andere, dat letterkundig tijdschrift. Op 15 augustus 1983 had ik voor VU-Magazine een uitvoerig vraaggesprek met de in de zomer van 1987 overleden Houwink. Het volgende is een niet eerder gepubliceerd fragment uit dit gesprek. "Heel veelbelovend", vond Houwink de gedichten van de jonge Achterberg die hem de verzen zond, "om eens te horen wat die Houwink ervan dacht, En buitendien meende ik daarin te ontdekken dat voor hem het schrijven van de poëzie een existentiële noodzaak, een haast fysieke drift was; heel anders dus dan voor iemand die, als zovelen, graag z'n naam m druk ziet verschijnen. Ik heb hem aangemoedigd en gestimuleerd, maar óók de raad gegeven dat hij er beter aan deed niet twintig, dertig gedichten tegelijk naar redacties van tijdschriften te sturen. Hij zag niet in dat dat een van de redenen was waarom hij ze soms ongelezen terugkreeg." Houwink stuurde de gedichten met een persoonlijke aanbeveling door naar redacties van verschillende tijdschriften, en schreef een woord vooraf bij diens eerste bundei Afvaart. "Ik was degene die Van Dishoeck heeft kunnen bewegen deze eersteling uit te brengen." De toen 84-jarige Houwink deed, vijftig jaar na dato, overigens hetzelfde bij de uitgave van een bundeltje gedichten van Achterbergs jongste zuster. Uiteindelijk kwamen Acherbergs gedichten ook terecht in Opwaartsche Wegen. Zelfs de vraag of Achterberg wel tot de 'christelijke dichters' mocht worden gerekend was voor Houwink echter eigenlijk ook tóen al - een ongerijmde. "Ach, dat gedoe over christelijk of niet, en die rare groepsvorming die daar bijhoorde", zei hij wegwerpend. "Ik heb me nooit goed kunnen vinden in al die hokjes en schotjes. Gelukkig is dat allemaal verdwenen. Mijn enige criterium is en was: is het goede poëzie of niet. En de poëzie van Achter-

VU-MAGAZINE--JANUARI 1989

N

s^^s

mamimm

berg had onmiskenbaar zeer grote kwaliteiten." Ook Hazeu, ten slotte, beantwoordt in de biografie de vraag naar het christelijke karakter van Achterbergs poëzie negatief. Achterberg valt zeker niet te rekenen tot de poëten die met hun dichtkunst het hogere geloofsgoed meenden te moeten dienen. En dat dan vooral niet vanwege het feit dat de poëzie zélf voor hem middel noch afgeleide was, maar op de eerste én de laatste plaats stond. Calvinistisch beïnvloed is Achterberg echter wèl, benadrukt Hazeu, voor zover hij in taal, thematiek en symboliek, zeker in de eerste fase van zijn dichterschap, heeft teruggegrepen op de rijkdom aan elementen uit het geloof van zijn jeugd. Achterberg was zich zeer wel bewust van zijn particulier gebruik van die bronnen. In een van de zeer weinige interviews die hij ooit gaf, zei hij daarover zelf: "Men zegt dat ik christelijke symbolen en figuren voor particulier gebruik beschouw. Natuurlijk! Anders betekent het toch niets?!" D

Roel Houwink in de zomer van 1983: 'Ach, dat gedoe over christelijk of

niet...' Foto Gert J. Peelen

21

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 23

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's