GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1992 - pagina 206

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1992 - pagina 206

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

erfenis van een kinderloze oom kon hij later alsnog rechten gaan studeren, en toen hij 63 jaar oud was, kon hij de kroon op zijn werk zetten door minister van justitie te worden. Ministers wier loopbaan zo bescheiden begon, heeft Nederland weliswaar ook na Van der Kaay nauwelijks meer gekend. Maar wel is het aantal ministers gegroeid van wie de ouders geen al te aanzienlijk beroep uitoefenden. Het kabinet-Lubbers III verenigt kinderen van een timmerman, een politieagent, een fabrieksarbeider, een ziekenfondsbode, een fietsenmaker en een tuinder; een feit dat niemand opvalt. Arbeidersdochter

28 ^u MA&AZiNE MEI 1 9 9 2

Dat vrouwen maar zo spaarzaam als minister zijn aangetreden, vloeit voort uit het feit dat de emancipatie van vrouwen nog niet al te lang geleden vorm begon te krijgen. Van het lidmaatschap van de Tweede Kamer zijn vrouv/en twintig jaar lang (van 1887 tot 1917) uitdrukkelijk uitgesloten geweest. Natuurlijk ging men er in de vorige eeuv/ als vanzelfsprekend van uit dat ook het ministersambt uitsluitend aan mannen voorbehouden was. Aan de sekse van de minister is in de grondwet echter nooit één letter gewijd. De bestaande opvattingen over de rol van vrouwen in de poUtiek maakten dat kennelijk overbodig. Deze opvattingen hebben een taai leven geleid. Want nadat vrouwen in 1917 het kiesrecht kregen - en dus leden van de Tweede Kamer mochten kiezen èn gekozen konden worden - duurde het nog vier decennia voordat de eerste vrouw zich meldde voor de groepsfoto op de trappen van het koninklijk paleis. Het aantal vrouwen in de Tweede Kamer was in al die jaren ook al niet bijzonder groot geweest. Inmiddels is grofweg minder dan een derde van de kamerleden en een vijfde van de ministers vrouw, nog steeds niet veel. Aan deze cijfers afgemeten is de emancipatie van vrouwen niet al te snel verlopen. En uit de ophef die er rond vrouwelijke ministers gemaakt wordt, is de conclusie te trekken dat deze emancipatie nog niet voltooid is. Een arbeidersdochter is op twee manieren een min of meer vreemde eend in de bijt van een kabinet: zij is vrouw èn arbeiderskind. Haar sekse maakt haar echter beduidend meer

bijzonder dan haar klasse. Arbeiderskinderen zijn weliswaar niet ruim gezaaid m de Nederlandse kabinetten, maar het is in de Nederlandse politiek al lang geen issue meer of een minister uit een arbeidersmilieu komt of niet. Als het om de benoeming van vrouwen tot minister gaat, is dat anders, kennelijk omdat het nog steeds niet vanzelfsprekend is dat ook vrouwen minister kunnen zijn. De emancipatie van arbeiders is verder gevorderd dan die van vrouwen. Voorbeeld-functie Voor groepen die nog volop bezig zijn zich te emanciperen, is de geschiedenis van Nederlands poHtieke elite overigens niet erg hoopgevend. H o e lang zal het bij voorbeeld duren voordat er iemand minister wordt die afkomstig is uit het miheu van de Molukkers? Of de Surinamers? Of de tweede of derde generatie Turken en Marokkanen? "Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar", heet het in artikel drie van de huidige grondwet. Daarmee is, zo bHjkt, meer gezegd over een principe dan over de praktijk. De vraag is hoe zorgwekkend dat is. Is het nastrevenswaardig dat Nederland geregeerd wordt door een groep ministers die samen min of meer een afspiegeling vormen van de bevolking? Maakt het uit of een kabinet geen of juist wel arbeiderskinderen, geen ofjuist wel vrouwen telt? Het is opvallend dat deze vraag alleen voor zover het de getalsmatige verhouding tussen vrouv/en en mannen betreft ooit geleid heeft tot iets wat een publiek debat genoemd zou kunnen worden. Dit debat is echter afgesloten. Natuurlijk is het goed dat vrouwen en mannen evenredig m de politieke top van Nederland vertegenwoordigd zijn. Er was althans niemand die de PvdA hardop durfde tegen te spreken toen die partij met haar zes-vrouwen-eis kwam. Toch is het boeiend om nog eens de vraag aan de orde te stellen waaróm dat nu eigenlijk goed is. Dat zou een verhelderend Ucht kunnen werpen op de vraag wat er nu eigenhjk te verwachten valt van vrouwen - en m u tatis mutandis van migranten, maar zover zijn we nog lang niet - in de politieke elite. Er zijn in het debat over de evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek tot nu toe twee betrekkelijk simpele.

MARGA KLOMPE: DE EERSTE VAN DE ACHT VROUWEN DIE HET SINDS 1956 TOT MINISTER BRACHTEN.

moeilijk te weerspreken argumenten te gebruiken. Het eerste is het argument van de rechtvaardigheid, van de gelijke kansen. Vrouwen en mannen horen gelijke kansen te krijgen op functies aan de top. Het is een deontologisch argument: het gaat uit van een principe, een principe dat uitmaakt wat hóórt. Vrouwen horen gelijke kansen te krijgen, en zolang ze die nog niet krijgen - en die krijgen ze inderdaad niet, voor zover dat blijkt uit het aantal ministerszetels dat ze bezetten - verdient het streven naar meer vrouwen lof. Een tweede argument sluit daarbij aan, maar voegt er nog een teleologisch argument aan toe, dat wil zeggen een argument dat niet berust op v/at hoort, maar op wat nut heeft. A s het zo is dat vrouwen gelijke kansen horen te krijgen, dan moeten er meer vrouwen op hoge posten benoemd worden vanwege de zogeheten voorbeeld-functie. Een vrouw als - onder meer - minister is een voorbeeld, zo luidt dit argument. Ze biedt (jonge) vrouwen de mogelijkheid zich met hen te identificeren, zich op hen te richten en zich aan hen op te trekken. Een vrouw op een hoge post vergroot de kans dat andere vrouwen ooit dergeUjke functies zuUen weten te verwerven en heeft dus nut: haar aanwezigheid in een topfunctie heeft - nog afgezien van wat ze op deze positie weet uit te richten - op zichzelf alleen emanciperend effect. Kinderopvang Boeiender dan deze twee argumenten is een derde. Het argument namelijk, dat vrouwen een eigen bijdrage hebben te leveren aan het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1992 - pagina 206

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's