GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 99

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 99

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Koos Neuvel

A.C. Zijderveld Mopperen doet prof.dr. A.C. Zijderveld naar hartelust. Hij h o u d t niet van die eeuw^ige vernieuw^ingsdrang, van het kortademige gejakker dat iedere rust en stilte teniet doet, van op hol geslagen beleidmakers die het hele onderw^ijs v o o r t d u r e n d w^illen veranderen. Maar Zijderveld m o p p e r t m e t een knipoog. W a n t hij h o u d t evenmin van m e n s e n die zichzelf al te serieus n e m e n . "Het interesseert mij niet. Aan het uitleggen van wat grote sociologen als Weber of Simmel bedoeld hebben, heb ik geen enkele behoefte meer. Toen ik jonger was, deed ik dat wel. Ik had het exegetiseren nodig om het vak onder de knie te krijgen. Ik lees de klassieken nog wel, maar alleen voor mijn genoegen. Af en toe neem ik nog kennis van secundaire literatuur, maar dan val ik al snel in slaap." Zijderveld (1937), hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, legt uit waarom hij tegenwoordig veel essays schrijft. Een stoffige wetenschapper was hij toch al nooit; hij heeft onder andere originele studies op zijn naam staan over clichés, humor en het narrendom. In zijn laatste boeken 'Staccatocultuur, flexibele maatschappij en verzorgende staat' (1991) en 'De parvenucultuur' (1993) becommentarieert hij de moderne samenleving. Die moderne samenleving krijgt van CDA-lid Zijderveld niet echt een pluim op de hoed. Hij verzet zich tegen vormen van verdraagzaamheid die gebaseerd zijn op een alles kan en alles mag; die verdraagzaamheid, vindt hij, is identiek aan onverschilligheid. Geslachtsidentiteiten, zo constateert hij, beginnen te vervagen; als je op straat iemand ziet is op het eerste gezicht niet altijd duidelijk of zo iemand van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht is. Echt positief is hij daarover niet; hij vindt dat de grijsheid en de onzijdigheid gaan overheersen. Maar zodra de stad iets kleurrijker belooft te worden, staat Zijderveld evenzeer klaar met zijn kritiek. Hij moet weinig hebben van wat hij de 'eftelingisering' van Nederland noemt: de knusse speelsigheid van het straatbeeld, de stad die één groot pretpark, een knallende audio-visuele sho^v, dreigt te worden. Al die vrolijk beschilderde trams, de van dichtregels voorziene vuilnisauto's en dat 'ludieke' straatmeubilair, het is Zijderveld niet aangenaam. Ik vraag hem of hij de laatste jaren veel essays schrijft om zijn toegenomen kritiek op de samenleving tot uiting te brengen. Voelt hij misschien een grotere afstand tot de hedendaagse

cultuur? "Die afstand heb ik altijd wel gehad", zegt hij. "Ik houd van die korte stukken. Je wordt gedwongen zeer economisch met je woorden om te gaan, je kunt je geen uitwijdingen permitteren. In mijn vrije tijd ben ik bezig met de muziek van Willem Pijper, de Nederlandse componist die ten onrechte verwaarloosd is. Zijn composities zijn maar heel kort, ze duren maar een paar minuten. Zijn t\veede symfonie is Mahler-achtig, je hebt er een gigantisch orkest voor nodig, maar de symfonie duurt maar een kwartier. In die geserreerde vorm weet hij ongelooflijk veel te zeggen. Dat vind ik knap. Daar voel ik mij mee verwant." H

U schrijft vaak tamelijk knorrig. Heeft u nooit de behoefte om bewonderende essays te schrijven? "Dan heeft u mijn essays over TItomas Manu en Tsjechov niet gelezen."

H

Is het toeval dat het hier om dode mensen gaat? "Dat is toeval. Iemand die ik zeer bewonder is Willem Frederik Hermans. Alleen durf ik niet over hem te schrijven. Vanaf mijn studententijd heb ik alles gelezen van Hermans."

H

Hermans is een nihilist bij wie al het menselijk streven op niets uitloopt. U bent toch een bestrijder van het nihilisme? "Ik ben geen bestrijder van het nihilisme. Hermans zou mij - hij zal mij nooit gelezen hebben - veel te veel een moralist vinden. Ik vind m o raal inderdaad heel belangrijk. Zo'n socioloog met een theologische achtergrond zou in zijn ogen totaal verderfelijk zijn. Dat stoort mij niet. Met zijn visie op de werkelijkheid en met zijn ironie, heb ik veel gemeen. Die houding dat alles mislukt, kan hij zich misschien permitteren, maar ik niet. Dat zal in mijn geval wel autobiografische achtergronden hebben." Na enige aarzeling - journalisten hebben, laat hij weten, toch al een opdringerige belangstelling voor de onverwerkte jeugdtrauma's van mensen - licht Zijderveld die autobiografische vu MAGAZINE MAART 1994

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 99

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's