GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 154

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 154

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duits - skinheads, en luisterden zij naar Amerikaanse muziek. Het nationalisme - zoveel is zeker - is ook niet meer wat het geweest is. Of zoals Enzensberger het uitdrukt: '"Deutschtum' is een slogan zonder enige inhoud, die alleen dient om de lege ruimtes in het hoofd te vullen." Enzensberger is in paniek. Wie zijn vroegere essayistische werk kent, staat verbaasd. Hij was altijd zo'n onmiskenbare ironicus, steevast in de weer om onheilsprofetieën te demonteren en doemdenkers op hun plaats te zetten. Nu is hij zelf een beetje een onheilsprofeet geworden. Ieder spoortje relativering is zorgvuldig weggewerkt. Van bijna iedere pagina van zijn essay druipt de angst af; een angst voor de felle brand van de burgeroorlog die op de meest onverwachte plekken, zelfs in het hart van de beschaving, plotseling kan uitbreken; een angst voor het zinloze geweld. Maar Enzensberger is openhartig over zijn angsten. Hij realiseert zich dat hij de controle over de bij hem opkomende gedachten dreigt te verliezen. En hij weet maar al te goed waar zijn angsten vandaan komen. "Omdat ik toevallig hier, in Duitsland geboren ben, zie ik mezelf na vijftig jaar nog steeds in een deken gewikkeld in een kelder zitten. Het gebulder van het afweergeschut kan ik tot op de huidige dag onderscheiden van het gieren van bommen. Soms word ik in mijn dromen bezocht door het aanzwellende en weer wegstervende geluid van het luchtalarm, een weerzinwekkende melodie. De tegelijk knagende en apathische angst van de bombardementen kan ik me nog goed herinneren. En de volwassenen die daar in de kelder op de bank gespannen zaten te luisteren, en voor wie de 'terreuraanvallen' van de geallieerden bestemd waren, dat was de 'onschuldige burgerbevollcing'. Tell<;ens als ik deze woorden hoor, raak ik aan het piekeren." KINDERWAGEN

De angsten van Enzensberger werken echter verlammend. Hoe begrijpelijk ze ook zijn, ze verlammen zijn analytische vermogens. Uiteindelijk blijft er weinig anders over dan de verzuchting dat het geweld zinloos en irrationeel iS; een onbegrijpelijk natuurfenomeen waarvan je alleen maar mag hopen dat het aan jou, al dan

niet gezeten in een schuillcelder, zal voorbijgaan. Het moet mogelijk zijn iets meer te zeggen over de zin van zinloos geweld. De antropoloog Mattijs van de Port waagt een poging in zijn fascinerende en belangrijke proefschrift 'Het einde van de wereld'. Van de Port was in voormalig Joegoslavië om er de onderlinge verhoudingen tussen zigeuners en Serviërs te onderzoeken. Drie maanden na zijn komst brak de oorlog uit. Sindsdien hield een nu reeds klassieke vraag hem bezig: hoe is dit mogelijk? Hoe kan het dat buren die altijd vreedzaam in dezelfde straat hebben gewoond, ellcaars huizen in brand steken? Waartoe dient het dat gewapende lieden ziekenhuizen binnendringen om weerloze zieken af te slachten? Het uitgangspunt van Van de Port is verwant met dat van Enzensberger: veel geweld dient geen enkel strategisch doel. Natuurlijk liggen de ideologische duidingen van het geweld ook hier voor het oprapen: bestaat er niet een eeuwenoude rivaliteit tussen Serviërs, Kroaten en moslims? Is het herlevend nationalisme en het uiteenvallen van de Joegoslavische federatie niet een logisch gevolg van de dood van Tito? Het is allemaal waar, maar zegt niet alles. Het excessieve karalcter van het geweld blijft daarom niet minder een raadsel. Om meer macht te verwerven dan de moslims is het voor een Servische soldaat niet strikt noodzakelijk om een moeder achter een kinderwagen neer te knallen. Het oplevend nationalisme geeft ook niet echt antwoord op de vraag waarom het voor de strijdende partijen zo moeilijk is compromissen te sluiten of zich aan bestanden te houden. Misschien is die matiging onmogelijk omdat er een lust tot het plegen van terreur bestaat. Wellicht is er, zoals sommige intellectuelen hebben opgemerkt, zelfs een analogie tussen feest en oorlog. En bij feesten wil een mens zich ook wel eens stevig te buiten gaan. Het ligt voor de hand geweldplegers als 'onwetende barbaren' te betitelen, als mensen die lak hebben aan alle vormen van humaniteit en beschaving. De BaUcan wordt sowieso al beschouwd als een achtergebleven, primitief gebied waar de wreedheid tot de dagelijkse routine is gaan behoren. Die gedachte is geruststellend: deze mensen zijn duidelijk 'anders', niet zo cultureel bewust als 'wij'. Wat daarginds gebeurt zal hier, in het meer be-

WETENSCHAP,

CULTUUR

es) SAMENLEVING

16

- APRIL

schaafde deel van Europa, niet snel kunnen plaatsvinden. Veel reden voor zullce geruststellende gedachten is er echter niet. De Serviërs zijn geen onwetende barbaren, ze zijn opgegroeid met een sterk besef van cultuur en beschaving. Onder de Serviërs bestaat al heel lang een verlangen om deel uit te maken van de westerse wereld. Het liefst willen ze voor vol worden aangezien door de rest van Europa. Dolgraag willen ze erbij horen. RUÏNE Maar soms gaat het mis. Men kent de beschaving en spiegelt zich eraan. Af en toe rijst er echter een onstuitbaar verlangen om de beschaving kapot te maken, om alles in één klap te vernietigen. Een unieke bibliotheek waarin zeldzame manuscripten opgeslagen zijn? In brand steken die handel! Een prachtige gebouwde oude kathedraal? Breng de kanonnen maar in stelling! Een kostbare, gerestaureerde binnenstad? Laten we er een ruïne van maken! Voor de geweldplegers geldt niet de verontschuldiging: 'zij weten niet wat zij doen'. Zij weten heel goed wat ze doen, en doen het toch. Willens en wetens wordt er strijd geleverd om een stad als Dubrovnik, niet alleen vanwege het strategisch belang van zo'n stad, maar vooral ook in het besef dat het hier om een waardevolle cultuurstad gaat. Juist het feit dat het hier gaat om een stukje unieke beschaving, maakt het blijkbaar aantrekkelijk er eens extra stevig tegen aan te gaan. Die vernietigingsdrang legt iets van de nachtzijde van de beschaving bloot. In hun streven erbij te horen, om voor vol te worden aangezien door het beschaafde Europa, hebben de Serviërs iets van zichzelf verdrongen. Voortdurend hebben ze zichzelf met de ogen van anderen bekeken: zijn wij in de ogen van de Europeanen eigenlijk wel beschaafd genoeg? Maar af en toe worden die vreemde ogen als dwingend ervaren. Dan komt er een moment van rebellie en wil men zich niet langer aanpassen aan de gedragsnormen van anderen. Even willen de Serviërs zijn zoals ze velen denken dat ze zijn: primitief en beestachtig. En dat is een zowel gekoesterde als diep gevreesde identiteit. Er is nog iets dat tot de drang tot vernietiging versterkt: de ervaring van de 199^

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 154

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's