GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 543

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 543

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

velden af te voeren. Volgens Rosen bepalen culturen hun eigen lot. Het kost ze alleen soms moeite van richting te veranderen. Haar opvatting maakt van een oude samenleving een soort dinosaurus, "een voorthobbelende kolos (...), niet in staat tot snelle veranderingen", in de woorden van Joseph Tainter. Tainter wijst er echter op dat er ruimschoots aanwijzingen zijn dat oude samenlevingen zich aan veranderende omstandigheden aanpasten. En het Palestina van de vroege Bronstijd is een goed voorbeeld. In 2200 v. Chr. verlieten Palestijnse boeren noodgedwongen hun huizen en akkers en trokken ze de heuvels in. Hun eigen lot bepaalden ze niet, maar van onvermogen tot aanpassing was geen sprake.

«.4

belangrijke, maar zeker niet de bepalende factor voor de ineenstorting van het Oude Rijk. In dat soort redeneringen zie je door de bomen al gauw het bos niet meer. Hoe stel je het relatieve belang vast van elke factor in een ingewikkelde keten van oorzaken? Als de waterstand van de Nijl, anders dan de geschiedenis bepaalde, nou eens niet tweehonderd jaar lang veel lager was geweest, zou het Oude Rijk dan zijn blijven bestaan? En zo ja, maakt de ineenstorting de rivier daarmee tot een bepalende factor in de ondergangsrekening? Een antwoord op basis van Egyptische gegevens alleen is wellicht met meer dan een gooi. Maar doe eens een flinke stap terug, en neem het grootste deel van de Oude Wereld in 2200 v. Chr. in ogenschouw, en het antwoord wordt heel eenvoudig, zo niet dwingend.

^

-"^^wm^\-K <j

(>•€' 4'^

i

De derde groep van anti-catastrofisten heeft nog minder geduld met schijnbaar eenvoudige antwoorden (deze groep heeft een voorkeur voor "flodderige multi-causaliteit" zoals een van mijn studenten het uitdrukte). Hun analyse van de Egyptische geschiedenis is een goed voorbeeld. De Egyptische landbouw is afhankelijk van de jaarlijkse bevloeiing met Nijlwater. Het is dan ook weinig verrassend dat de ondergang van het Oude Rijk in 2200 V. Chr. op gang werd gebracht door een vermindering van de hoeveelheid Nijlwater. In 1971 liet Barbara Bell Aan de hand van kronieken uit het Oude Rijk zien dat de ineenstorting gepaard ging met lage waterstanden en hongersnoden. Pas later, toen het klimaat verbeterde en de Nijl haar oorspronkelijke niveau weer bereikte, herstelden de economie en politiek van Egypte zich weer. Een duidelijk verhaal, zou je denken. Maar Karl Butzer ziet dat anders. Hij beschrijft het uitblijven van de overstromingen tegen 2000 v. Chr. als het kortstondige dieptepunt van een lange droogteperiode in Afrika, een tijdelijke afwijking, zoals de droogte in de Sabel m de jaren zeventig. Volgens hem was het Oude Rijk toch wel ten onder gegaan. De oud-Egyptische samenleving viel regelmatig uiteen door klasse-uitbuiting, gezagscrises en ecologische problemen. De Nijl was een

Uitputting De verschillende tegenstanders van de klimaathypothese hebben vaak één ding gemeen: ze kijken maar zelden bij de buren. Als je al je aandacht richt op een individuele cultuur, kom je uiteraard tot de conclusie dat plaatselijk verval plaatselijke oorzaken had. Dat andere oude culturen in de buurt ook te gronde gingen merk je niet.

Net als hun buren gingen ook de beschavingen op Kreta en het Griekse vasteland in 2200 v. Chr. ten onder. De gebruikelijke verklaring; uitputting van de grond en erosie. De grote steden Mohenjo-daro en Harappa in de Indusvallei vergingen tussen 2200 en 2100 v. Chr. De Pakistaanse archeoloog Raüque Mughal schrijft dat toe aan verschuivingen van de loop van de Indus. Maar andere archeologen beweren dat er van ondergang geen sprake was. De archeoloog Mark Kenoyer bespeurt slechts decentralisatie" en "localisatie" als gevolg van "te wijdvertakte sociaal-economische en rituele netwerken en een fatale verstoring van de economische basis". Het lijkt alsof men elke oorzaak voor de ineenstortingen aanvaardt, behalve die ene die ze allemaal verklaart. Maar de massale ondergang van de beschavingen van de Oude Wereld tegen 2000 V. Chr. was geen toevallige samenloop van gebeurtenissen. Klimaatgegevens uit die periode zijn veelzeggend. Volgens recente analyses van Francoise Gasse en Elise van Campo werden de Sabel, de Sahara, Noordwest-India en West-Tibet zo tussen 2600 en 2200 v .Chr. getroffen door droogte, en zien we het niveau van de meren zakken. Thomas Johnson toonde aan dat het Turkanameer in Kenya rond 2000 v. Chr. plotseling van een open een gesloten bekken kreeg. En rond 2250 v. Chr. bereikte het niveau van de Dode Zee een dieptepunt. Afzettingen in de oceanen vertellen een nog overtuigender verhaal. Volgens de geoloog Gerard Bond wijzen afzettingen tussen Groenland en IJsland op een koudepiek rond 2200 v. Chr. Op basis van een analyse van recente klimaatgegevens

WCS DECEiMBER

I996

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 543

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's