GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 401

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 401

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

te sluiten. Daarvoor dacht hij te springerig, te associatief. Alles moest worden gedacht en uitgesproken; geen censuur en zéker geen zelfcensuur. Diderot was in staat om zich in verschillende posities en standpunten te verplaatsen, en overal wel iets goeds en interessants in te ontdekken. Hij was een rationalist maar ook een romanticus,hij hing traditionele, burgerlijke waarden aan maar hij had ook sympathie voor de nonconformistische rebel; hij was ongelovig maar haatte de religie allerminst. In dat verband was er een literaire vorm die hem op het lijf geschreven was: de dialoog. De dialoog bijvoorbeeld die in 'De neef van Rameau' zich afspeelt tussen de keurige, beschaafde ik-figuur en een a-morele cynicus. De dialoog bood hem alle mogelijkheden om te experimenteren met verschillende ideeën en standpunten, zonder zich op een bepaald standpunt te hoeven vastleggen. Verdorven Niet dat het experimenteren met gedachten overigens een vrijblijvend spel was. Sommige zaken, vooral die betrekking hadden op het eigen leven, konden hem echt dwars zitten. Er waren tegenstrijdige denkbeelden die hij niet zo goed met elkaar in harmonie kon brengen. En dat wilde hij toch eigenlijk wel, die harmonie. Zo kon hij uitgebreid en lyrisch de lof van het vaderschap bezingen, maar de opvoeding van zijn enig kind, een dochter, geheel aan zijn gehate vrouw overlaten. Daar klemde iets. Maar toen het kind iets groter werd, besloot hij ideaal en werkelijkheid iets beter op elkaar af te stemmen. Hij leerde zijn dochter geschiedenis, moraal en verstoppertje spelen. Het leuke aan Diderot is dat hij niet probeert de eigen tegenstrijdigheden en ambivalenties weg te moffelen, zoals zijn grote vriend Jean-Jacques Rousseau. Ze hadden een intense vriendschap zoals alle vriendschappen en liefdes van Diderot intens waren, liefhebber van hevige passies als hij was - die na verloop van tijd bekoelde; hetgeen niet vreemd was gezien de tegenstelling der temperamenten. De vriendschap tussen Diderot en Rousseau was in eerste instantie vooral

ontstaan uit een gevoel van verwantschap. Beiden voelden zich in een gezelschap van vreemden verlegen en slecht op hun gemak. Rond dit gevoel bouwde Rousseau een hele filosofie op; een filosofie waarin de mens van nature goed is maar door de maatschappij verdorven wordt gemaakt. De samenleving was eigenlijk iets slechts, de terugkeer naar de schoonheid en de harmonie van de natuur de belangrijkste politieke optie. En de samenleving kon alleen maar bestuurd worden door middel van zoiets als een 'algemene wil' waarnaar ieder individu zich had te schikken. Het is een niet zo erg tolerante filosofie, die van Rousseau, eigenlijk nogal antisociaal en dictatoriaal. Diderot dacht heel andere kanten op. In veel opzichten was hij het eens met Rousseau. Hij kon zich bijvoorbeeld goed vinden in de gedachte over de natuurlijke goedheid van de mens, maar een afkeer van de samenleving ontwikkelde hij niet. Daarvoor was hij te ambivalent, te inconsequent en genoot hij eigenlijk ook al te zeer van het maatschappelijk leven. Dat heerlijke geklets in de salons! Hij was niet eenzijdig genoeg om aan één gevoel een hele filosofie op te hangen. En dat een individu zich zou moeten schikken naar een 'algemene wil', daar hoefde je bij de individualist Diderot al helemaal niet mee aan te komen. Stemmetjes Diderot was misschien de meest democratische denker van de achttiendeeeuwse Verlichting. Er waren wel meer denkers die vrijheid eisten, maar dat was vooral een vrijheid voor zichzelf, een vrijheid om geen strobreed in de weg gelegd te krijgen. Maar ieder voor zich had ook weer vijanden. En voor vijanden gelden andere regels; die geef je geen vrijheid, je verplettert ze. In veel satire - een door Verlichtingsdenkers veel bedreven genre - gaat een moordlustig instinct schuil. Ook bij een geestverwant als Voltaire valt dat nog te zien. Die wilde vooral vernietigen - het geloof vermorzelen, vooroordelen uitroeien. Dit agressieve instinct ontbeerde Diderot. Hij was dol op debat, maar niet om zijn gelijk te halen. Hij kwam in

conflict met machthebbers, maar niet met het doel ze omver te werpen. Evenmin koesterde Diderot een abstract vrijheidsideaal. Hij wilde vrijheid voor alle mogelijke gedachten en standpunten, omdat hij al die stemmetjes in zichzelf voelde. Hij wilde die stemmetjes in het eigen hoofd niet smoren. Hij zou het niet eens kunnen, zeker met als hij gedreven door zijn enthousiasme al schrijvend of pratend weer eens op drift was geslagen. Die meervoudigheid van zijn persoonlijkheid vatte hij niet op als een stoornis. De heksenketel in zichzelf viel simpelweg met geen mogelijkheid door een 'algemene wil' te besturen. Geen machthebber in zijn hoofd kon een individueel stemmetje dwingen zich te schikken naar de meerderheid. Rousseau is een ongelukkige filosoof, Diderot een gelukkige. Tegenover de zich verongelijkt van de samenleving afkerende denker, bevindt zich de denker die midden in de samenleving staat en daarin zijn weg probeert te vinden. Ik denk dat het dit vermogen is om alle mogelijke stemmen en gedachten in zich te laten opkomen, dit ontbreken van de frustratie van de censuur, dat Diderot tot zo'n vrolijke, optimistische denker maakt. Of misschien zat het in zijn genen, of in de evenwichtige opvoeding die hij genoot. Wie zal het zeggen? Zeker is wel dat hij onmiskenbaar aanleg voor geluk bezat. Ik denk dat dit vermogen tot geluk misschien het belangrijkste is waardoor Diderot zo snel zo'n bekende en vertrouwde indruk maakt. De ongelukkige heeft de neiging om grenzen te trekken, zich in zichzelf op te sluiten. De gelukkige denker breidt zich uit. De opgewekte denker vergroot zijn kring en maakt het de ander gemakkelijk zijn wereld binnen te treden. Die ander, de lezer, voelt direct dat de poorten wijd openstaan; hij kan zich onmiddellijk thuis voelen en de indruk krijgen dat het nooit anders geweest is, We hebben elkaar altijd gekend.

Naar aanleiding van: Denis Diderot, 'Brieven aan Sophie', Uitgeverij De Arbeiderspers, f. 125,-

WCS SEPTEMBER

I996

41

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 401

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's