GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 403

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 403

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Henk Maassen en Paul Ophey

In de jaren zeventig en tachtig beriepen psychologen zich zelden op de biologie om het menselijk gedrag te verklaren. Voor alle gedrag hadden zij een sociale verklaring paraat, vaak opgehangen aan cultuur en cultuurverschillen. Dat gold zowel voor psychotherapeuten, degenen die zich bezig hielden met gedrag dat zichtbaar afwijkt van de groep, als voor cultuurpsychologen, degenen die gedrag onderzochten dat juist een kenmerk is van de groep. De kersverse hoogleraar cultuurpsychologie aan de Katholieke Universiteit Brabant, Ype Poortinga (59), moet weinig hebben van een dergelijke cultuurrelativistische vorm van wetenschap. Hij ziet zichzelf als een representant van de universalistische benadering binnen de psychologie die zich oriënteert op de biologie. Hij sluit overeenkomsten van menselijk gedrag in verschillende culturen niet bij voorbaat uit. "Wij Nederlanders hebben meer gemeen met de Bosjesmannen in de Kalahari-woestijn in

Zuidelijk Afrika dan we van hen verschillen. Uit ervaring weet ik dat zelfs zonder een gemeenschappelijke taal sommige van hun grappen te begrijpen zijn." Natuurlijk, zegt Poortinga, moet je van de overeenkomsten geen religie maken, maar veel culturalisten ontkennen ze domweg. Ook veel cultuurvergelijkend onderzoek gaat gemakshalve voorbij aan overeenkomsten, om zo ruimte te creëren voor verreikende en algemene verschillen, zoals dat bijvoorbeeld bij de Bell-curvediscussie het geval is, de controverse die als inzet heeft de gemeten verschillen in intelligentie tussen blanken en zwarten in de Verenigde Staten. In negen van de tien gevallen, meent Poortinga, is er in psychologisch onderzoek een 'statistisch significant verschil' te meten, als er maar naar wordt gezocht. En veel psychologen zijn daar op gespitst, want met het vinden van verschillen is in de wetenschap nu eenmaal meer geld te verdienen dan met het vinden van overeenkomsten. "Als je te maken hebt met slecht gedefinieerde of niet vergelijkbare variabelen, wordt het meten van significante verschillen bovendien zinloos. Hennstein en Munay, die in 1994 over de Bell-curve publiceerden, maten de intelligentie van zwarten met de blanke middenklasse als criterium." De psychologie zou zich van zulke verschillen, en zeker van de ervoor aangedragen verklaringen wat meer moeten distantiëren, vindt hij. "Waarom gedragen Belgen zich in bepaalde situaties anders dan Nederlanders? Of waarom zijn ze

moet er zijn Cultuur en cultuurverschillen zijn decennialang gebruikt als deus ex machina. Tegenwoordig is het gemeenschappelijk karakter van menselijk gedrag meer in zwang. Het failliet van het culturalisme.

gemiddeld een centimeter langer of korter? Ligt dat aan een andere etnische achtergrond of aan dat beetje meer zonlicht dat ze krijgen? Of aan hun dieet? Om de juiste verklaringen te vinden, moet je al die mogelijkheden meenemen, wat op zich al bijna ondoenlijk is. Want wat je weet, is altijd maar een fractie van wat je zou moeten weten. En als dat zo is, wat stelt je verklaring van de verschillen dan voor?" Maagdelijkheid Soortgelijke problemen doen zich voor bij veel historisch-psychologisch onderzoek. Ook deze wetenschappers zoeken niet zozeer naar overeenkomsten maar naar verschillen. Wat in veel gevallen leidt tot het benadrukken van die verschillen, meent Poortinga. "Neem de Franse sociaal-historicus Philippe Ariés en de Nederlandse psycholoog J.H.van den Berg. Zij bezien de mensen van pakweg tweehonderd jaar geleden als wezenlijk anders dan hedendaagse mensen. Ik kan dat nauwelijks serieus nemen." Poortinga is meer geïnteresseerd in de methoden van biologen of functiepsychologen die modellen opstellen voor de werking van ons geheugen of onze waarneming. Alleen zien zij daarbij cultuur vaak over het hoofd of zijn ze niet geïnteresseerd in de wijze waarop culturele verschillen daarin doorwerken. Maar hoezeer psychologie ook gedragen wordt door een culturele context, voor hem is ze toch primair een verlengstuk van de biologie. En dat terwijl ethologen als Plans de Waal in onderzoek naar het gedrag van chimpansees en andere primaten juist meer oog krijgen voor cultuur. Poortinga: "Zo komen de twee vakgebieden juist inhoudelijk nader tot elkaar. Van de ethologische methode van systematische observatie kunnen cultuurpsychologen bovendien nog heel wat leren. Wij hebben het observeren fiink verwaarloosd en dat nota bene in het tijdperk van de videocamera." Psychologische processen zijn 20 flexibel dat ze zich in verschillende culturele omstandigheden verschillend kunnen manifesteren. Er kan best een verschil bestaan, zoals Poortinga in zijn oratie stelt, tussen de boosheid van een Indonesische en een Nederlandse vader op

wcs

NOVEMBER/DECEMBER 1998

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 403

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's