Toelichting der memorie ingediend door den algemeenen kerkeraad van Utrecht aan het classicaal bestuur van Utrecht den 21 September 1868 - pagina 10

8

Mijn overtuiging verbood mij

Waar

dit

in

het minst niet.

een geschil tot een procedure neigt uit te wassen,

moet voor

alle

den gehouden.

dingen het beginsel van

De

om

verplichting

7^echi heilig

wor-

elke kwetsing van

het rechtsgevoel, elke schending van de eerste beginselen

van het recht tegen

te

gaan, rust dan niet alleen op

den rechter maar op de verwerende verzet tegen rechtsschennis strijd

er

,

als

partij evenzeer.

poging

om

de absolute rechtsbeginselen te handhaven,

voor een

protest

tegen

de

Als

ook in dezen

was

der wijze

onwettigheid

van instructie dus allezins oorzaak.

Dat men

dit

protest

echter

als

geheel

incidenteel

beschouwde, daarmee geen

duim breed van het eens

gekozen standpunt afweek,

en in niets het

karakter van den aangevangen

strijd

geestelijk

opgaf, blijkt dag-

helder uit het laatste artikel van het kerkeraadsbesluit,

dat aldus luidt: „7.

dat de Kerkeraad door dit zijn besluit

„volkomen ongeprejudicieerd laat, wat hem „te doen zou gestaan hebben, zoo de regle„menten onzer kerk tot de nu onwettige „acte werkelijk recht gaven, en zich uit-

„drukkelijk de uitoefening zijner rechten „en het volgen van de door plicht en geweten ,^hem gehoden gedragslijn

voorbehoudt, voor

„het geval dat het thans ontstane incident

„op wettige wijze uit den weg kon geruimd „worden." Alle overige maatregelen zijn dus geheel incidenteelen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen