Uit de diepte - pagina 142

.136

Nehustan

is ook het boeld van ieder kind van God. Als klagen over onze zonde en de vraag wordt gehoord » Heeft God u dan zoo boos en verkeerd geschapen ?" dan antwoorden wij: »Neen Hij Hij heeft den mensch goed en naar zijn evenbeeld geschapen." Ach, wat werd er van dat schepsel, dat een weinig minder dan engelen gemaakt was? Kunt gij een woord vinden, dat onze afgronden doet peilen een woord, dat u voldoende kenmerkt, als gij in uwe diepten ligt voor God? De raensch, die een made is, en des menschen kind, die een worm is, opstandeling tegen God, en gansch melaatsch. Maar Hij die nieuwe bevelen schept en een nieuwe aarde, vermag het brandhout te rukken uit het vuur. De groote Davidszoon, de Herder der schapen, vermag de lammereu te rukken uit de klauwen van den beer en den muil des leeuws, die rondgaat, zoekende wien hij zou mogen verslinden. Dat heeft Hij gedaan aan ons, geliefden in den Heere! aan ons, die Hij vond vertreden, in ons bloed, om de walgelijkheid der ziele geworpen op het vlakke des velds. De navel die aan de wereld bond was niet afgesneden maar Hij was begin en voortzetting van het genadewerk. Hij heeft gezegd: »Leef!" Hij heeft alles, alles gedaan, en al staat Satan aan de rechterhand, Hij waakt en roept voor de zijnen als voor zich in de woestijn: »Ga weg, Satan! de Heere schelde u, die Jeruzalem verkiest." Zoo heeft Nehustan dan ook voor ons eene stem die tot ons roept: » Zondaar, in het stof!" maar ook eene stem, die, tot ons hart gekomen, ons zeggen doet: »Hij is om onze ongerechtigheden verbrijzeld!" Zoo roept Hij als uit het verledene van Godswege toe: »o, Mensch! aan u moet geschieden, wat mij geschiedde. Ik werd om de zonde verbrijzeld, gij moet in uw binnenste verbrijzeld worden," om door de genade Gods te verrijzen als eene prediking van den Christus, als een opgericht teeken van zijne genade. Geliefden! wij zien den herrezen Nehustan tot een zegen gesteld voor een Nicodeinus, die straks alle vrees heeft afgeschud en zich openlijk belijdt een discipel des Heeren te zijn. Mocht het teeken, in deze ure als opnieuw ook weder onder ons opgericht, een zegen achterlaten, opdat alle eer alleen zij Hem, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest Amen.

wij

:

,

,

,

,

,

,

,

!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen