Uit de diepte - pagina 560

554 Johannes aarzelend terugtreedt met deze woorden: »Mij is noodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij ?" Zoo lezen wy dan, »dat Jezus van Galilea naar de Jordaan kwam tot Johannes, om van hem gedoopt te worden." Wel mogen wij ook hiervan, gelijk van elke schrede op zijn levensweg, reeds van zijne geboorte af, zeggen: zichzelf vernietigd hebbende Telkens gaat het van heerlijkheid tot vernedering; van de blinkende hoogten naar de donkere diepten; van Bethlehem naar Egypte; van den tempel als het huis zijns Vaders, naar Nazareth vanwaar nog geen profeet was opgestaan; en hier opnieuw uit de btille afzondering van de ouderlyke woning, zonder dat de geriugste zonde zijn reine ziel besmet had tot den doop der zondaren den doop der !

,

,

,

bekeering tot vergeving der zonden. Johannes kende zijne roeping te zeer, als die alleen inhield, zondaars te roepen tot bekeering, te vermanen om van hunne zonden afstand te doen, dan dat hij niet aanstonds moest inzien, dat tegenover dezen Eenen zulk een doop eene krenking van zijn heilige onschuld zijn zou. Ongetwijfeld moet daar bij het naderen van Jezus en het vragen om van hem gedoopt te worden, de herinnering bij hem levendig geworden zijn aan hetgeen hij uit den mond zijner moeder eenmaal aangaande dezen Jezus vernomen had; wellicht ging hem daarbij de gedachte door de ziel, of Hij het niet zijn kou, aangaande wien hij deze aanwijzing van God zelf ontvangen had: »0p wien gij den Geest zult zien nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met den Heiligen Geest zal doopen," Althans zoo overweldigend is de indruk, dien de persoon van Jezus in die oogenblikken op hem maakt, dat hij in Hem den meerdere ziet dan hijzelf en uitroept: »Mij is noodig van ü gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?" Hij weigert Hem den doop, omdat hij er op het diepst van doordrongen is, dat deze Jezus geene reiniging van zonden behoeft. Ja, tegenover Hem gevoelt Johannes zoozeer zijn eigen onreinheid, dat hij wenscht aan Hem zijn ambt, zijne roeping over te dragen, en van Hem gedoopt te worden. Farizeërs en Sadduceërs had hij teruggezonden, omdat hij hunne geveinsdbeid doorzag, en dat die doop niets op hen zou vermogen; maar dezen Jezus weigerde hij den doop, omdat Hij geen deel had aan de zonden zijns volks, geene reiniging behoefde; dat was de indruk, dien zijn gansche verschijning in die oogenblikken op hem maakte. Wij, die Hem evenmin als Paulus gekend hebben naar het vleesch, wij kunnen ons onmogelijk den indruk voorstellen, dien zijn blik, zgne woorden, zyn gansche persoon moet ge-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen