Uit de diepte - pagina 148
!
142
aan een enkele smet
kleeft. Als aan het recht iets ontbreekt, het geen recht meer, maar is het onrecht geworden. Laat mg trachten het u duidelijk te maken. Ziet met psalm 65 de rivier Gods vol water, maar ook met dat water een vingerhoed gevuld; zij zijn beide vol, ten boorde toe, maar wat verschil in hoeveelheid! Of wilt gij een ander beeld? In het eerste van Mozes' schrift leest gij van »dat groote licht tot heerschappij des daags", en als gij verder leest van de » sterren", dan noemt hij die »de kleine lichten", en peinst er over, boe die sterren zonder dat groote licht geene sterren, geene lichten zouden zijn. Zoo zou ook de kerke Gods nooit het v?oord hebben gehoord: »Gij zyt het licht der wereld", indien niet Hij, die van den hemel nederdaalde, had kunnen zeggen: sik ben het licht der wereld." Zoo zou een Debora niet hebben kunnen zingen: »Die Hem liefhebben, moeten zijn als wanneer de zon opgaat in hare kracht," (Richt. 5 31) indien niet het aangezicht van Hem, die op Patmos werd gezien, was » gelijk de zon schynt in hare kracht". Neen, er ontbreekt aan het recht van Gods volk niets. Tot Jeschurun mag gezegd (Hebr. 12 22 v.v.): »Gij zijt gekomen tot den berg Zion en de stad des levenden Gods, tot het hemelsche Jeruzalem en de vele duizenden der engelen,
is
:
:
de algemeene vergadering der eei'stgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen." Hoort het. Gel eerst wordt genoemd »God, de Rechter over allen," en als onder het geopende oor van dien Kenner van alle dingen wordt de kerke Gods genoemd, 5>de volmaakt rechtvaardige". Zoo volkomen is de rechtvaardigheid der gemeente. Wel mag de vraag worden gedaan: Hoe is dat mogelijk? Of is het misschien eene kerk van engelen, die nimmer zijn gevallen ? Of is een nieuw Eden op aarde geheiligd en een nieuw menschenpaar geschapen, dat den boom der kennis onaangeroerd liet? Is een nageslacht van reinen uit die reinen ge\^ orden, tegengesteld aan de kinderen der wereld? o, Mijne tot
broeders
en
zusters!
indien
gij
het niet
bij
eigen ervaring
wat Gods genade van een worm, van een made, van een zondaar maken kan indien gijzelf niet eenmaal hadt moeten instemmen met den psalmist: »Mij, in den kuil verzonken, mij heeft Hij hulp geschonken, gevoerd uit moddrig slijk," gij zoudt het niet kunnen gelooven. Maar gij hebt gestaan voor God met die hand, melaatsch geworden door hadt,
;
de aanraking van dat arglistig en doodelijk hart, toen de Heere tot u had gezegd: » Keer nu uwe hand in uwen boezem"; gij hebt met Ps. 74: 11 tot uwen God gezegd: »Trek Gij uwe
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's