Uit de diepte - pagina 419
413 wijst ons op een
uitnemend
heil, een
volmaakte
heiligheid, en een eeuwige blijdschap, en dat alleen in en om Christus, die de hierbedoelde weldaden voor Gods uitverkorenen heeft verdiend, en verhoogd is om ze hun kunnen deelachtig maken. Vergunt mij u dit een en ander te verklaren, en daarmee onze rede te besluiten. En dan wijs ik u eerst op het uitnemend heil, waarmede arme zondaren in den hemel worden gekroond. Daaraan herinnert Johannes in onzen tekst, getuigende van hen, dat zij zelfs boven de heilige engelen gesteld en verheerlijkt worden. Of valt het u uiet op, mijne hoorders! dat hij ons de te
nader
ontelbare
schare
voorstelt
als
^staande voor den
troon, en voor het Lam";
terwijl hij
in vs.
11 van
»stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de de
heilige
engelen
schrijft,
dat
zij
vier dieren"? Dit nu wijst op het verbazende feit, dat verloste zondaars den binnensten kring rondom den troon des Heeren innemen; dat zij als uitnemend beminden het dichtst bij hun God en Verlosser staan dat zij vereerd worden met den naasten blik op Hem; dat zij zich verlustigen mogen in de onmiddellijke nabijheid en aanschouwing van Hem dat zij het meest van ;
;
heerlijkheid en liefde mogen zien en genieten. De engelen hebben hunne plaats hun ingeruimd, opdat de medeërfgenamen zijne
van
Christus zich zouden verblijden in den vollen aanblik des Heeren. En dit nu is hunne eere, en daarin bestaat hun
uitnemende zaligheid.
Wat toch maakt den hemel tot hemel? Is het omdat er onbegrypelijke heerlijkheid wordt aanschouwd en genoten, zooals geen oog gezien, en geen oor gehoord heeft, en in geen menschenhart is opgeklommen? Of wel, omdat hij eene plaats is, waar moeite en verdriet, waar zorg en strijd zijn buitengesloten waar iedere wensch bevredigd en zelfs de bron der tranen gedroogd wordt? o, Dit alles moge waar zijn, en zal ook ongetwijfeld waar zijn; maar toch, dit mag en moet ons niet het eerst en het meest aantrekken. Neen, de woningen des hemels moeten ons het meest begeerlyk zijn, omdat zij de woonplaatse zyn van onzen God. Dit moet de grootste aantrekkelijkheid hebben, dat wij aldaar God zien en zijn omgang genieten zullen. Met Asaf moeten wij Hem als ons »hoogste goed" kennen, nevens wien wij niets in den hemel hebben en met Paulus moeten wij het zeer verre het beste achten om met Christus te zijn. Dit is de zaligheid des hemels, waarop hopen mogen en waarin deelen zullen allen, die aan de wereld en hare be,
,
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
![Uit de diepte - pagina 419](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/uit-de-diepte/1887/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's