Uit de diepte - pagina 529

523 het zondig volk den Heere beschuldigde van onrecht, aankondigt en het zichzelven vrijspreekt van de aanklacht des Heeren, kunnen we veilig zeggen, dat bet voornaamste, het eerste, wat in het spreken der kinderen was het billyken van Gods recht in Gods zich openlDaart de verkondiging van de komende oordeelen! Zij toch, die den Heere vreesden, hadden zichzelven voor dat recht Gods zien staan hadden zich bij het gezicht van eigen zonde en schuld leeren veroordeelen en zich des doods schuldig verklaard; zy

Waar

als

zijne oordeelen

flij

,

:

,

hadden ervaren dat hun eigen godsdienst geen loon verdiende en dat zij met al hun goede werken en godsdienstplichten vijanden des Heeren waren geweest. Hierover nu met elkander sprekende, belijden zij, hoe zij Gods recht hadden geschonden, vroeger ook tegen den Heere hadden gesproken, en nu de oordeelen Gods moeten billijken, die door den profeet Maleachi uit naam des Heeren worden aangekondigd. Alsdan spraken, die den Heere vreesden, van zijne rechtvaardigheid; maar ook van zyne genade en trouw. Zy hebben elkander opgewekt tot verootmoediging en gebed vanwege de breuk der dochteren Zions en hun gezamenlijke smeeking ging op naar boven voor allen die door hunne woorden Zions God tergden en verzochten. Zekerlijk hebben zy ook gesproken over de wijsheid Gods in zijne leidingen met zijn volk! Hoe het schijnt, dat de goddeloozen voorspoed en de kinderen des Heeren druk en kruis dragen op aarde; maar hoe de Heere zijne kinderen juist door lijden heiligen en louteren wil. Asafs psalm kan de inhoud hunner bespreking geweest zijn, waar juist der goddeloozen voorspoed het onderwerp was, waarover ook het zondig volk sprak. We behoeven echter niet in nauwkeurigheden af te dalen; we kunnen dit met zekerheid zeggen: In hun spreken hebben zij de eere Gods op het oog gehad; zij hebben zijne daden zijne volmaakterkend zijne hand gezien in de oordeelen heden verheerlijkt; zij hebben, in den nood aan God verbonden, in Hem een hoog vertrek gevonden. Wat Maleachi voorspelde, greep hen aan en bracht hen voor het aangezicht des Heeren; het deed hen in het zwart gaan voor den Heere, niet in uiterlijk vertoon, niet om er iets mede te verdienen, maar om des Heeren wil. Men behoorde toch tot datzelfde volk; het was éen bondsdie den Heere volk het was Israël en daarom moeten zij vreezen zich te dieper verootmoedigen het waren allen kinderen der besnijdenis, en zie, het bondsvolk was tot onken,

,

,

,

,

:

,

,

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen