Uit de diepte - pagina 110

!

104 o, Mocht gij als een doodschuldige, als een, die het eeuwig verderf verdiend heeft, heilbegeerig gedurig op den Heere staan wachten tusschen de gedeelde stukken van die offerande van Christus Jezus, opdat de Heere daar, in dat bloed, het verbond met u make, waarvan Hij hier getuigt: »Want Ik zal hunne ongerechtigheid vergeven en hunner zonden niet meer gedenken." Gij die den Heere moogt vreezen, door genade, gaat uwe ziel niet naar deze dingen uit? Wel, ziet eens, moet gij niet gedurig zeggen, dat gij ganschelijk gelijk zijt aan dat volk, dat wel zeide »A1 wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen", maar waarvan de Heere getuigt :» Welk mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had" ? Dat ge met schuldbelijdenis voor den Heere veel uwen o, mond mocht openen, wijd openen, opdat de Heere hem moge vervullen met de weldaden van dit nieuwe verbond. Mocht ge veel geleid wK)rden tusschen de stukken van het geslachte Lam, in den verschen en levenden weg van het bloed en het gebroken lichaam van Christus, in den weg van het gescheurde voorhangsel. Want o, daar wordt deze parel gevonden: »Ik

kan hebben,

:

hunne ongerechtigheid verzoenen en genadig zijn, en hunner zonden niet meer gedenken." En daaruit vloeien alle andere weldaden. In dat bloed geeft de Heere zichzelven aan de ziel als haar God, en o, dan wordt het immers wederk e e r g; want wat zou dan meer begeerd en vuriger gewenscht worden, dan zulk een God te mogen toebehooren? >En zy zullen Mij tot een volk zij n." zal

i

Nu, treffelijk is deze bedeeling des Geestes over de ziel, die den Heere mag zoeken. Want o, de kleinsten, de geringsten, de onwetendsten anders, zij worden van God geleerd, en dat onderwijs des Geestes is zoo krachtig, dat zij den Heere kennen en wat is het dan de lust der ziel Hem te mogen kennen! o, Dan wordt gedurig de bede van den 25sten psalm opgezonden en ook verhoord: » Heere, maak mij uwe wegen bekend, leer mij uwe paden !" Welk een voorrecht, als de harten brandende mogen zijn onder het onderwijs van den Geest der genade, en de wetten van dien goedertieren en genadigen God in vleeschen tafelen des harten gegrift worden »Leer mij, Heere, uwen weg; ik zal in uwe waarheid wandelen; vereenig mijn hart tot de vreeze uws naams. Heere, mijn God, ik zal u met mijn gansche hart loven, en ik zal uwen naam eeren in eeuwigheid." Amen. :

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen