Het Calvinisme en de Kunst - pagina 69
69 noliim
summa,
In
est.
dotibus ^H'iilem
meo
docere,
quao
illani,
Muses
jiidicio,
flüruis.se variis ol egregiis
vuluit.
et ip.sani iiiexcusabilcm
reddeient, et liiculeiila essent
diviiiae Ixtnitalis tesliinonia".
Hieruit
eeuwige aclit.
maar
nochtans eert
die
P. de Kunst, ook waar
Calvijn:
dat
dus,
blijkt
doelt,
als
„een gave
die
(.lods,
vermogen aanspraak
veeleer als mensclielijk
ze
Jieelt
op
niet
volstrekt niet
mag
liet
geniin-
op onzen
"'
lof
laude dignaj. Z«'Us noemt hij ze een „benediclio Dei." een zegening, die (Jod aan ons geslacht schonk. H;j eert er , uitstraling
(donuni Dei mininiespernenduni
el virlus
en ^trelleluke gaven van den Heiligen ze als , uitnemende gunstbewijzen, waarmee de Heere ons verrijkt" (excellentes graliae, quibus nos dilavit D(jminus). 2. Deze gave der kimslen is voor een niet gering deel juist geschonken aan wie van (Jod afdoolden.. en dat om tweeërlei oorzaak; ten eerste, opdat zij zoo, op lm n wijze, toch(iod verheerlijken zouden en ten tweede, opdat deze begiiliging
van (ioddelijk
in
CJeest"'
divini
(lucis
licht"
(|)raeclara Spiritus
dona).
radii)
Hij
|)rijst
;
zou benemen. En 3. Op zichdamnari meretur). Slechts het misbruik, dat van hel schooue gemaakt W(ji-dt, is den mensch onwaardig en gaat in legen Gods bevel (absit inanis obleclalio, quar homincs a melioribus exerciliis abductos in vanitale occupet.) in zijn Commentaar op Exod. '.M:'2, vindt ge dezelfde beginselen beleden, en zegt hij met nadruk: , artes omnes a Deo manare, et ideo debere censeri divinas in venticjiies" Tom. I p. 508, Ed. Brunsvig, Tom. XX\' p. 58. En eveneens op Exod. 35 31, waar liij er bijvoegt: (bas artes) non doles fuisse naluraliler hominibus ingenitas nee industria paralas. Tom. I p. .570 Ed. Brunsvig, Tom. XXV, p. 02. En waar dit van Bezaleël en Aholiab bijzonderlijk gold, geldl het ook van elke kunslgave; want ook de „bona nalui-ae proveniunt a Spiritu Dei, qui singulis non minus dal intelligere quam vivere"; waar, „inlelligere" beleekenl, wal wij bewustzijn noemen. Tom. 1. p. 570''. In zijn Commentaar op Jesaja 28 21) spreekt hij het uit, dat ook de artes liberales te be.schouwen zijn als „a Deo pro fee tas'", en dat we ook hierin de „bonitas Dei" hebben te eeren, opdat in „minimis et maximis laus el gloria Ipsius celebretur. Tom. III. p. t7.5^ Te ilezer zake ilienl ook zijn verklaring op 1 Cor. 1 17, waar hij de vraag bespreekt of de kunst der welsprekendiieid Ie verwerpen zij, en deze in dien zin beantwoordt, dat dit niet kan, wijl ze een donum Dei est. Immers gelijk Augusliiuis leeiaarde: „Qui fecit Petrum piscatorem, fecit Cyprianum rhelorem". En dan gaat hij voort: „Non liaec ergo damnanda eloquenlia, nee aspernauda est, quae non huc special, ut Chrislianos in exlerno verborum colore delineat, ut eos inebrial vana oblectatione, ut suo tinnilu aures feriat, ut sua pompa tanquam involucro obruat Christi crucem, sed potius ut ad nativam Evangelii simplicilalem nos revocet." Tom. VII. \). 117''. Over de artes libeiales als bestanddeel van de algemeen e genade: „quae conlingit promiscua piis el impiis", en die
met zooveel uilnemenils hun
zelf
is
alle verontschuldiging
het selictone ninmier sloclil. (Mullo
minus per
se
:
:
:
dus
te
lieschouwen
([ueril
pnsl
Rel. Chr. vindt. p.
lil).
1.
„bona quae
als
zijn
vei-o bono spoliala
(jiiam c.
Ed. Brunsvig.
IV. § 31,
Tom.
1.
hunianae naturae Dominus
est
(c.
15),
spreekt
hij
reli-
zich uil in Insl.
waar tevens de algemeene genade haar bepaling p.
325 O
en bijna eensluidend ed.
Tom.
1551).
II.
197/8.
Ook geiiiKjt
in
den
strijd
zichzelf wel zimi
waren
sooidijk toe neigde
met aan Fa rel I'lil.
over de komedii' handliaat'tie Calvyn, zelfs tegenover
Ürunsv.
Ie
XII.
om
'MS.
:
alle
zijn
ambt-
weren zijn, maar op bezwaar verviel. En waar hijerperIe
genotzucht hel zwijgen op
te
het
in te richten, dat alle
aan
betuigen p.
om
misbruik
Michel Cop, het standpunt, dal ze
leggen, eindigt hg toch
Video non pos.se negari omnia obl ec In den Iraiil der (Jrieksche spelen bad men
I
a
m en ta.
te
(ieneve
op sladskosten in de open lucht een zedesluk laten opvoeren, waar heel de burgerij bij tegenwoordig was, en waarvoor men zelfs de avondbeurt in de kerk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888
Abraham Kuyper Collection | 88 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888
Abraham Kuyper Collection | 88 Pagina's