Locus de Consummatione Saeculi - pagina 733
College-dictaat van een der studenten
401
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
en nog kindeke is, b.v. wat betreft kerk nog een kind, dat tot wording onze zending in de Oost. Want daar is de is er niet in 't minst menscli evenwel groot en groei moet komen. Bij een
waar de kerk pas begint
doeii;
te ontluiken
sprake van voedsterheer^r en zoogvrouwen. Daar nu de kerk van Christus volwassen is, tot bloei is gekomen, reeds een langdurig bestaan achter zich heeft en ook thans nog eene macht in Europa is, kon ze geen klein kindeke
meer
zijn,
We
dal zooijvromven en roedsterheeren zou noodig hebhen.
zagen dus, dat ook
en Overheid geen steek b.
60 VS vinden
Jes.
Hier
het beroejj op deze plaals voor een relatie
van Kerk
Jioiidt.
10.
we
een
geheel gelijken gedachtengang. In
vs.
8
is
weer het
Israëlietische volk bedoeld, dat uit de ballingschap terugkeert.
De Roomsche
hiërarchie, die
boven de Overheid zegt
te staan, beroept zich
op
deze plaats en dat laat zich begrijpen, want de Roomsche hiërarchie eischt van de koningen, dat ze haar dienen zullen,
maar hoe kan nu een Gereformeerde
zich anders dan op den klank af laten verleiden tot een beroep op deze plaats?
Er is sprake van den terugkeer uit de ballingschap. Israël is als een kindeke, Jeruzalem is nog niet gebouwd, want er wordt gezegd: „en de vreemdeji zullen uwe muren bouwen." Er is hier dus uitsluitend sprake van den eersten toestand van Israël na de ballingschap. Niet met tegenzin, maar met toegenegenheid zullen nu de koningen Israël behulpzaam zijn in het herbouwen van Jeruzalem en
zelfs de
vreemdelingen, die in Palestina verkeeren, zullen Israël helpen.
Met geeyi enkel woord is hier sprake van eene inmenging van de Overheid in de Kerk of van de Kerk zelf. Wel zou men deze uitspraak antitypisch op de kerk kunnen overbrengen, maar dan zou ze weer geen gebod, maar alleen een profetie inhouden. uitsluitend van een verleenen van hulp aan de wanneer de kerk na een ontzaglijke inzinking zulke hulp noodig had om er weer boven op te komen. Zijn evenwel de muren herbouwd, dan houdt alles op, waarvan in dit vers 2**.
Ten tweede zou
kerk sprake kunnen
er
zijn,
gesproken wordt. c.
Ps.
Ik heb
82
VS.
'wel
Wat men
6.
gezegd:
Gi/j
zijt
Goden; en
gij
zi/jt
allen kinderen des Allerhoogsten.
wordt gesproken van machtige personen, die met goddelijke majesteit bekleed zijn. Er staat hier echter niets van wat de Overheid ten opzichte van de Kerk of met betrekking tot de 10 geboden moet doen. Er wordt hier niet van Overhedoi, maar van rechters gesproken. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der Goden. In vs 1—3 wordt dit duidelijk uitgesproken. hieruit afleidt, is er niet in te vinden. Hier
26
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's