De verflauwing der grenzen - pagina 60
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
58
door de Overheid begaan, doordien ze den toegang voor uw kweekelingen tot het openbaar terrein zoo veelszins belemmerde.
Toch is ook uw roeping zoo schi>on en zoo verheflfend, want ook in het Recht straalt de majesteit des Heeren uit; en niet het minst door de heiliging van het Recht moet een volk worden behouden. Spare Hij u dan nog lang en verveelvuldige Hij u de kracht, om aan ons Christenv olk te geven, wat het nog nimmer bezat een wetenschappelijk inzicht in het Recht, naar de heilige ordinantiën onzes Heeren. En gij, waarde Woltjer, nog altoos eenling in uw Litterarische faculteit, maar die toch :
ook zoo met glans de eere van heel een zeker, de zwaarste taak hebt
uwe
dan
is,
faculteit
ophoudt, zeer
naardien de afstand waarop
van het beginsel verwijderd liggen, nog zooveel
studiën
grooter
gij,
bij
de Theologen en Juristen.
En toch
als
een rijk hoofd en een trouw hart de voor het wel gelukken
van
uw
taak geëischte combinatie vormen, dan zal u gelukken
wat ge in \ertrouwen op uw God ondernaamt. Want juist de dege geleerdheid met een kinderlijk geloot vereenigd is het, wat elk onzer zoo dankbaar in u vereert. Nog gisteren kroonde onze God u met uw eerste promotie. En nu, Mannenbroeders, wat gunste van dien God was het, dat we in deze twaalf lange jaren, nog nimmer een geliefd ambtgenoot naar den doodenakker behoefden uit te dragen. Het graf is zoo diep ernstig, o, Blijve de Heere onze God ons nog in lengte van dagen aan elkander gunnen, en binde steeds inniger broederband ons in Christus saam. De tijden zijn zoo dreigend. Wie weet wat bezoeking van Gods hand ons Maar ook zonder zulk in den nieuwen cursus wachten zal. een
plage
kan de dood,
zooveel leegte
in
ik
herinnerde u straks aan Leiden,
het universitaire leven slaan. In Leiden stierf
ook Matthijs de Vries, een man dien ik immers ook in onzen kring noemen mag, omdat hij meer dan eenig ander hoogFn ook, waar leeraar aan heel hef vaderland toebehoorde. anderen misschien zwijgen konden,
ook
in
is
dezen kring een woord van wijden.
Want
zoo
het mij toch een behoefte,
stillen
dank aan eenige
dachtenis
te
mijn
eenige bezieling van mijn woord uitging,
taal,
er
ooit
zijn
nage-
kracht van ik
heb het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's