In de schaduwe des doods - pagina 142
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
134 onderstbovenkeeringen in de korst van onze aarde hadden plaatsgegrepen en zag b. v. aan de steenkool, dat breede bosschen, die eertijds op de oppervlakte van deze aarde stonden, nu, diep onder den grond, in de mijnen weggezakt en verkoold zijn. Zoo ontdekte men, dat onze aarde innerlijk leeft en woelt en gist. De vuurspuwende bergen en de aardbevingen vonden zoo haar natuurlijke verklaring. Maar juist daardoor kwam men dan ook tot het inzicht, dat onze aarde ook in de toekomst niet kan blijven die ze is, maar vroeg of laat in koude verstijven of in een wereldbrand onder moet gaan. Dat prikkelde toen de kenners der Schrift weder. Men begon in de kringen van Gods volk op die wereld en haar toekomst weer een anderen blik te krijgen. En nu is het reeds zoover, dat alleen de oppervlakkige en meer suffende dan meelevende lieden nog altoos van een eindeloos voortbestaan der wereld droomen. Wie op de hoogte van zijn tijd is, weet thans, zoo onder de kinderen Gods als onder de kinderen der wereld, dat eens heel deze wereld zal vergaan. ;
En toch, al weten nu én de mannen des geloofs én de mannen der wetenschap, dat, vroeg of laat, „de gedaante dezer wereld voorbijgaat," toch is de indruk van deze overtuiging bij beiden zoo verschillend.
Een verre
verschil stelt;
en
hierin
de
dat de man der wereld dezen dag des geloofs roept: „De dag des Heeren is
bestaande,
man
Dat de lieden der wetenschap zeggen: „Het zal onzen tijd uithouden," en dat de Heere in zijn Woord ons getuigt: „Ik kom als een dief in den nacht." Of wilt ge, dat de verwerpers der Schrift den duur der wereld bij perioden van eeuwen uitmeten, en dat de Chi'istus ons waarschuwt: „In welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des menschen komen." Voor de practijk nu zijn de gevolgen van dit verschillend standpunt onberekenbaar. Immers voor den één wordt het nu tot levensregel „Doe alsof er nooit een einde aan komt"; en voor den ander: „Doe alsof morgen den dag het einde voor de deur stond." Juist hetzelfde verschil, dat ge met het uitzicht op den dood nabij."
wel
:
vindt.
Ook
dien opzichte toch weet én het kind Gods én het kind der ons leven eens uit heeft; dat de dood ons reeds, van verre of van nabij, opwacht; en dat eens het graf ons aller rustplaats te
wereld,
dat
zijn zal.
Maar het kind der wereld roept, al weet hij dit „Spreekt er niet van". En dan mag er zelfs niet van den dood gesproken worden, als de dokter weet en ziet en zegt, dat het morgen afloopt. Terwijl om:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
![In de schaduwe des doods - pagina 142](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/in-de-schaduwe-des-doods/1893/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's