De gemeente gratie - pagina 34
Tweede deel. Het leerstellige gedeelte.
OPLOSSING VAN ONGELOOVIGE ZIJDE.
30
tot
men
de normale, goede, brave, fatsoenlijke lieden, en dat
daar beneden staat,
een
menschen,
of daarvan afwijkt, beschouwt
lager
gezonken soort wezens, of
hetgeen
een mindere soort
als
menschen
als
die
er
zonderlingheden op na houden. Doch zoomin dat zinken van velen onder
en beneden het normale
van anderen
dat zich verloopen
als
peil,
in
maar iets veranderen aan de grondbeschouwing over den mensch als mensch heeft. Die mensch is een goed en men die braaf wezen, met kleine foutjes en onbeduidende tekortkomingen, en het menschenhart als zoodanig is van nature goed. Gevolg waarvan dan ook zonderlingheden, kan ook
dat de wijsheid van al deze soort lieden er
is,
menschen tot hun peil op menschen hun zonderlingheden af soort
dwang
gaan. Allen op
hun
te
heffen,
leeren.
te
school, om, als
zonderlingen buiten de wet gesteld,
doen van hun zonderlingheden
om
m
zij,
om
bestaat,
om
ook
of
die lagere
zonderlinge
die
Liefst zelfs
moet
gevormd
worden, en die
te
dit
door
ze op die wijs vanzelf tot afstand
noodzaken. Dat die andere menschen
te
niet zoo braaf en niet zoo fatsoenlijk zijn als
zij,
is
enkel gevolg van onwil
of van verkeerde opvoeding. Breek dan dien onwil en herzie door dwang
die opvoeding, en welhaast
worden
Zoo en niet anders was ook hier ste gedeelte
alle
menschen goed,
te lande
fatsoenlijk en braaf.
metterdaad gedurende het groot-
van de vorige eeuw de bovendrijvende en heerschende
opinie.
Uit dat pseudo-dogma van de braafheid der menschelijke natuur leefde
al
het volk van het „gezond verstand" in hooge en lage kringen. Zelfs in den
aanvang der vorige eeuw, toen het „kerken" nog meer algemeene gewoonte men nog aan tafel bad, en zelfs het „lezen" aan het ontbijt nog
was, en
zwang was, en de deftige heeren, ook buiten de predikanten, nog een was dit feitelijk het dogma waarvan men als axioma uitging. Het menschelijk hart in den grond goed, de meeste menschen in
witte das droegen,
braaf,
en links en rechts de candidaten voor de
obscuranten onder de uit
fijnen.
cel
en de ongenietelijke
„Och, waren alle menschen braaf!"
was de
het geloof aan dat valsche dogma telkens weer opkomende verzuchthig.
Dit braaf
maken van de menschen begon met den braven Hendrik van
het Nut, en moest straks door de neutrale school onder het aanleeren van „Christelijke
en maatschappelijke deugden" worden voortgezet. Dan zou
vanzelf het geslacht der deugnieten worden uitgeroeid, en de gevangenis
voor afbraak, naar Opzoomers zeggen, kunnen verkocht worden. „de fijnen" aangaat, niet hielp
kwam
op hen zond
men
eerst zijn dragonders
het uitsluitingssysteem.
worden vooruitgeholpen. Het sprak
winstgevende betrekking of post der eere in zijn hij
Geen
vanzelf, in
fijne
af,
mocht
dat geen
fijne
En wat
en toen dat
in
de wereld
voor ambt of
aanmerking kwam. Wie tarwe
schuur inbrengt, sleept geen bussel mee naar boven van ontuig dat
afsneed, of van onkruid dat
werd uitgewied.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's