Zions roem en sterkte - pagina 146
;
;
:
;
;
;
:
:
:
ARTIKEL XXIV.
138
5. Geloofd zij de God voor Zijne ontferming te danken, 1 Petr. 1 en Vader van onzen Heere Jezus Christus die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden. :
Vraag. Hoe virordt het artikel verdeeld ? Antw. In twee deelen eerst wordt er gehandeld van de wedergeboorte en goede werken, als eene vrucht der rechtvaardigmaking. Daarna, dat de werken in de rechtvaardigmaking niet in rekening komen, of bekwaam zijn om er op te steunen. Vraag. Hoe zoo ? Antw. 1. Ten opzichte van het eerste wordt ons geleerd: A. eerst, dat het geloof, in den mensch gewrocht zijnde, voortbrengt eene groote verandering Wij gelooven dat dit waarachtig a. geloof in den mensch gewrocht zijnde, door het gehoor des Woords Gods, en de werking des Heiligen Geestes hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mensch een leven dat Gode verheerlijkt: en doet hem leven in een b. .
•
.
:
.
•
.
:
nieuw leven eene vrijheid die allerdierbaarst is en maakt hem vrij van c. de slavernij der zonde B. daarna wordt bij wijze van gevolg getoond dat het geloof noodzakelijk moet vruchtbaar wezen, met a. twee redenen Daarom is het zoogenomen van de natuur der zaak aa. verre van daar, dat dit rechtvaardigmakend geloof de menschen zoude doen verkonden in een vroom en heilig leven, dat zij daartegen zonder ditzelve nimmermeer iets zullen doen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelven en uit vreeze van :
:
verdoemd
te
worden
van het onmogelijke Zoo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof, ledig zij in den mensch; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zuikeen, hetwelk de Schrift noemt, een geloof dat door de liefde werkt, dat den mensche beweegt, om hem te oefenen in de werken die God in Zijn Woord geboden heeft; dat gelijk onze goede werken voortkomen uit een goed geb. loof, zoo ook het geloof goed zij door de werken; welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij alle door Zijne genade gebb.
:
heiligd zijn.
Ten opzichte van het tweede, wordt ons aangewezen A. eerst, dat onze werken niet in rekening komen om ons te te rechtvaardigen, bewezen met verscheidene redenen dewijl wij alleen door het geloof gerechtvaardigd worden a. want het is door het geloof in Christus dat wij gerechtvaardigd worden, ook eer wij goede werken doen anderszins zouden zij II.
;
evenmin als eene vrucht des booms goed kan zijn voordat de boom goed is dewijl wij gehouden zijn tot de goede werken, als zijnde b. geen vrucht van ons, maar voortkomende uit Gods genadewerking in ons: Zoo doen wij dan goede werken, maar niet om te verniet
goed kunnen
zijn,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's