Zions roem en sterkte - pagina 100

ARTIKEL

92

XXI.

Vraag. Dus stelt men het kruishout boven de waardigheid van Christus' persoon, dewijl het altaar, dat de gave heiligt, 19? meerder is dan de gave, volgens Matth. 23 Antw. Geenszins, want men moet dien naam van het kruishout niet buiten deszelfs oogmerk en reden uitstrekken; het kruishout draagt alleen dien naam voor zooverre Christus het slot van Zijn lijden door den 1. dood daaraan heeft ondergaan, onze zonden dragende in Zijn lichaam op het hout, 1 Petr. 2 24; en voor zooverre dit hout eene vertooning van den vloek 2. gaf, welken Christus voor ons moest worden, en daardoor ge13. geworden is, naar Paulus, aanhaling uit Mozes, Gal. 3 Christus is een vloek geworden voor ons want daar is geschreven vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt. .

•

.

:

:

:

;

:

Wat was

het vuur, dat Zijne offerande verteerde ? toorn, welke wraak oefent over de zonden der uitverkorenen, in Christus over welks gevoel Hij klaagde, 46. Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten. Matth. 27 Zijne blakende liefde voor de eere Gods en de zaligheid van 2. 10. De ijver van huis Zijn volk waarvan Hij spreekt. Psalm 69 heeft Mij verteerd.

Vraag. Antw.

Gods brandende

1.

;

:

Uw

:

Wat was

het einde van Christus' offerande ? den toorn Gods te stillen met volle genoegdoening: Want het betaamde Hem om welken alle dingen zijn, en door welken alle dingen zijn, dat Hij vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, den oversten Leidsman hunner zaligheid door zaligheid 10. zou heiligen, Hebr. 2 Vraag. Was dat offerlijden voorzegd ? Antw. Ja toch. Zoo zegt de Belijdenis Daar is geschreven bij de profeten dat de straf op den Zoon Gods gelegd is, opdat wij vrede hadden, en dat wij door Zijne striemen genezen zijn, dat Hij ter slachting geleid is als een lam, onder de kwaadvoeg er bij Psalm doeners gerekend; Zie Jes. 53 5, 7, 12; Dan. 9 26. Na 16. 23 Gij legt mij in het stof des doods. die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden. Zwaard ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen Zach. 13 7. den man, die Mijn metgezel is, spreekt de Heere der Heirscharen; sla den Herder en de schapen zullen verstrooid worden.

Vraag. Antw.

Om

:

:

:

:

:

:

•

Vraag. Hoe blijkt het dat de profeet Jesaja in cap. LUI alleen van den Messias spreekt ? Antw. 1. Hem die hier voorkomt, wordt zulk een roem van rechtvaardigheid opgedragen, dat die niet wel aan een zondig sterveling kan toegeëigend worden Zijn titel is de rechtvaardige knecht Gods, vers 11. Hij wordt geteekend als geen onrecht, gepleegd of bedrog in zijn mond gehad te hebben, vers 9. 2. Het geheele hoofdstuk voert Hem in als den borg der .

•

.

;

uitverkorenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen