Zions roem en sterkte - pagina 190

ARTIKEL XXVII.

182

De onbekeerden,

in den schoot der Kerk, worden uitdrukkelijk Rom. 6 7. Die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn ze allen kinderen, maar 1 Joh. 2 in Isaak zal u het zaad genoemd worden. 9. Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet want indien zij uit ons geweest waren, zoo zouden zij met ons gebleven zijn. Maar [dit is geschied] opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen 2.

buitengesloten,

:

;

:

;

uit

ons

zijn.

Hoe meer? De Kerk draagt benamingen, welke op geen goddeloozen en geveinsden passen. Zij wordt genaamd Gods huis, .•.

Vraag.

Atitw.

3.

bestaande uit levende steenen, 1 Petr. 2:5; Christus' lichaam en Zijne leden, 1 Cor. 12 27; de gemeente der heiligen, Psalm 89 1. 6; de vergadering der oprechten. Psalm 111 4. De vereeniging der Kerk met Christus geschiedt alleen door den Geest Gods, 1 Cor. 12 13. Wij allen zijn door eenen Geest tot een lichaam gedoopt, en wij zijn allen tot eenen Geest gedrenkt. Dezen Geest ontberen de goddeloozen en verworpenen zijnde natuurlijke menschen, den Geest niet hebbende. Judas vs. 19. Vraag. Maar men vindt toch veel evangelische gelijkenissen, waarin zoowel goeden als kwaden in de Kerk worden erkend, als Matth. 3 20? 12, en 13 3; 2 Tim. 2 Antw. 1. In sommige van deze wordt alleen gezien op de verkondiging des Evangelies, die tot meerderen dan tot leden van de Kerk geschiedt. 2. In sommige wordt gesproken van hen, die uiterlijk in de gemeenschap der Kerk verkeeren, welke daarom niet als leden van de Kerk rnogen gehouden worden, maar veeleer als vreemdelingen of verraders, die de voorrechten van de stad Gods zoeken te benadeelen. Vraag. Is dan de Kerk onzichtbaar, en zelfs voor haar opzieners onkenbaar ? Antw. Gelijk de geloovigen, als menschen, zichtbaar blijven, zoo geven zij ook uiterlijk blijken van de geestelijke genade, waaruit de opzieners en anderen eene waarschijnlijke kennis van hun staat erlangen, terwijl het alleen eene eigenschap van den God des hemels en der aarde is, het hart des menschen onfeilbaar te kennen. 1 Kon. 8 39. :

:

:

:

.

.

:

:

:

•

.

.

:

Hoe v/orden de ware leden onderscheiden van alle anderen? Door Gods eeuwige liefde tot hen, want daardoor zijn De uitverkoren voor de grondlegging der wereld, Jer. 31 3.

Vraag. Antw. zij

1.

:

Heere

is

mij verschenen van verre tijden

;

ja Ik

heb u getrokken met

goedertierenheid. 3.

Hem

Door Gods krachtdadige roeping, waardoor zij in den tijd met Christus onder elkander op het allernauwst vereenigd worden,

in

i Cor. 1 10. God is getrouw, door welken gij geroepen zijt, tot de 3. gemeenschap Zijns Zoons Jezus Christus onzen Heere. 1 Joh. 1 Opdat gij ook met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. 3. Door de geestelijke weldaden, die uit de liefde Gods tot hen afvloeien; als daar is vergeving van zonden, Hosea 14:5; verhooring :

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen