Antirevolutionaire Staatkunde - pagina 446

STAAT EN KERK.

438

Men was

ontdekken.

meer Roomsch

niet

maar was

Hiërarchisch,

evenmin Luthersch Caesaropapist geworden, en van den Calvinistischen stam,

waaruit

Staat

en

door

geloofd

had,

dan

anders,

tucht,

in

moreelen

onafliankelijk

zin,

viel

niet

meer

te

dan ook

hier

lande

te

en

opgekomen was,

Ook op den gang van

Staatsieven van beide landen had-

deel

viel.

de Gereformeerde Kerken almeer eiken invloed verloren.

heel

en

verstikt,

eens

leven hieruit

goed-Gereformeerde

Hierdoor

kringen

ten

dan

kennen,

weigerden,

die

het

genootschappen,

collegiale

iets,

slotte

om

aan

van

als ge-

anders nog

Parijs

met den

den Vrijheidsboom heeft gedanst. het

opkomen

der moderne

Kerk eenig ander karakter toe

de

een

genootschap

onder

te

de andere

gelijk stond.

De onderscheiding tusschen de juist

pad

afdoolde,

wereld

den geest van

in

Zichtbare en onzichtbare Kerk.

hoe

erop,

men

wat met principieele loochening van het Koning-

schap van den Christus

11.

zich, dat

het

weg gebaand voor

de

toen

is

begrippen,

Onder

vrije ader,

Genève overnam, zoo goed

uit

verklaart

van Genève verwarde, en

geest

was de

kleine vorsten in Duitschland,

de

nationale

het

die

't

hier te lande en onder de kwellende over-

Regenten-heerschappij

van

die

aan de Gereformeerde Kerken ten

Duitschland

in

den

heersching

En

Men zou

te loor.

anders dan over den ondergang van het Calvinisme kunnen

niet

spreken, zoo er later niet een andere ontwikkeling

§

denken.

de Theologische faculteiten verloren de Kerken allen invloed.

zoo ging het zelfstandig karakter der Kerken almeer

de

zich

Aan een handhaven van de kerke-

voor ze haar vrijheid verkochten.

Op

om

niet,

Kerkegoed en tractement bleef de schotel linzemoes, waar-

maken.

lijke

haar roeping nog

hun eeredienst en predikanten,

voor

zorge

eigen

dan de afge-

niet anders te zien,

De Kerken begrepen

tronk.

de juiste verhouding tusschen

dat

Kerk zou opbloeien, was

houwen te

men

ook,

heeft

ongetwijfeld,

kwaad

het

zichtbare en de onzichtbare Kerk,

toen

verergerd.

men eenmaal van

Reeds Zwingli (IV

het rechte :

58)

wees

dat „tot de zichtbare Kerk allen behooren, die over de geheele belijdenis

„Hieronder

zijn

van er

den

Christus

deden".

Maar voegt hij erbij, genoemd wor-

velen, die ten onrechte Christenen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen