Ad Valvas 1972-1973 - pagina 138
AD VA IVA S
2
26 JANUARI 1973
viseert centralisatie onderzoeicsbeleid
Eind september 1972 is door het ministerie van onderwijs en wetenschappen een nota uitgegeven, opgesteld door de Gespreksgroep Universitair Onderzoek (GUO). Deze werk groep, door minister De Brauw ingesteld, en waarvan hij ook voorzitter was, had tot taak een toekomstbeeld te ont werpen itav organisatie en financiering van het universitair onderzoek, door dit onderzoek te plaatsen in de bredere kontext van het nederlandse wetenschapsbeleid als geheel. De schaalvergroting binnen de in stellingen van wetenschappelijk onderwüs tgv de voortdurend toe nemende aantallen studenten en de ontwikkeling van de weten schap, maken keuze en priori teitenstellingen ook mbt het we tenschappelijk onderzoek nodig, vooral ook gezien de beperkte fi nanciële middelen. Daartoe is een duidelijk onderzoéks en weten schapsbeleid onmisbaar. Alvorens de gedachten over een toekom stige struktuur en organisatie van het universitair onderzoek te ge ven, formuleert de nota een aan tal algemene uitgangspunten.
Uitgangspunten 0 Het wetenschappelijk onder zoek, ook het ongerichte, funda mentele onderzoek, Is van groot belang voor onze samenleving. % Ook in de toekomst moet het wetenschappelijk onderwijs bij de universiteiten (c.q. hogescholen) plaats hebben ivm de kwaliteit van het onderwijs. % Gezien de stijgende kosten en de verregaande specialisatie kan het opzetten en uitvoeren van een onderzoek bepaald niet meer de zaak van één onderzoeker zijn. In dit verband wordt onderscheid gemaakt tussen wetenschapsbeleid en onderzoeksbeleid. Het weten schapsbeleid bepaalt de grote be leidslijnen op langere termijn en geeft een kader voor het onder zoeksbeleid, waarbij de maat schappelijke kriteria een belang rijke rol spelen. Het veel gede tailleerdere onderzoeksbeleid heeft zijn kriteria binnen de weten schap, zodat op dit terrein de be trokken wetenschappers een be langrijke rol spelen. % Er moet onderscheid gemaakt worden tussen onderwijsgebonden onderzoek en onderzoek, dat geen deel uitmaakt van het onderwijs in engere zin. De laatste vorm van onderzoek valt geheel onder de landelijke koördinatie, zü het dat aan de universiteiten enige speel ruimte dient te worden toegekend, A De historisch gegroeide een heid tussen onderwijs en onder zoek heeft geleid tot een budget taire verwevenheid van beide; daardoor is een zekere oneven wichtigheid in hun onderlinge verhouding ontstaan. Daarom is er behoefte aan een rationele en duidelijk vastgelegde regeling van het onderwijs, waardoor de onder wijslast in tijd en omvang helder is begrensd. % Momenteel worden de univer siteiten gevoed door twee geld stromen. De eerste geldstroom komt rechtstreeks van de over heid, waarbij het studentenaantal richtlijn is. De tweede geldstroom loopt van de overheid via tussen organisaties naar de universitei ten. Deze gelden worden ter be schikking gesteld voor onder zoeksdoeleinden, die geheel on der landelijke koördinatie komen te staan. Omdat er een duidelijk verschil in doelstelling is tussen de eerste en de tweede geldstroom, dient dit systeem te worden ge handhaafd. De nota acht een versterking van de tweede stroom financiële middelen gerechtvaar digd en wil via deze gelden het onderzoeksbeleid beter gaan koör dineren. % De noodzaak om te komen tot een vereenvoudiging van de or ganisatie van de wetenschapsbe oefening la Nederland is groot. Na deze uiteenzetting gaat de no ta over tot een uitwerking van genoemde uitgangspunten.
Strukturering Binnen de universiteit bestaat ge brek aan voldoende overleg, kom munikatie en planning tussen de afzonderlijke vakgebieden. Daar om wil de gespreksgroep komen tot de oprichting van één cen trale researchkommissie binnen elke universiteit. De interne taak van deze kommissie zal zijn het opstellen van een overzicht van tA het onderzoek dat binnen de eigen instelling wordt verricht. Hierdoor zal een betere koördina tie binnen de universiteit moge Ujk worden. De externe taak van deze kommissies is gelegen in het fungeren als gesprekspartners van de op te richten Nederlandse Research Organisatie (NRO).
Voorts is een versterking van de organisatie van het onderzoek op (sub)fakulteits en vakgroepsnivo noodzakelijk. Daartoe moet ad ministratief tussen de verschil lende kostensoorten van onder wijs en onderzoek duidelijk onder scheid gemaakt worden. Deze vormgevüia van het intra universitaire onderzoeksbeleid is de basis van de door de GUO nota voorgestelde interuniversi taire koördinatie. De vertegen woordigers van de researchkom missies van de universiteiten zou den zitting moeten hebben in de volgens de Wet Wetenschappelijk Onderwijs verplicht gestelde Com missie Algemene Vraagstukken Wetenschappelijk Onderzoek (CA VWO). Deze overlegkommissie van de Akademische Baad kan deze Raad in staat stellen zijn wettelijke taak als vertegenwoor
diger van de nederlandse univer siteiten te vervullen voor wat be treft het wetenschappelijk onder zoek. De zojuist genoemde NRO zal als belangrijkste taak het beheer van de tweede geldstroom hebben om op die manier het universitaire en paraimiversitaire onderzoek te koördineren. Deze koördinatie sterkt zich uit tot al het onder zoek dat aan universiteiten en hogescholen wordt verricht — dus ook het toegepaste onderzoek. De Nederlandse Organisatie van Zui ver Wetenschappelijk Onderzoek (ZWO) zal in de NRO opgaan. Binnen de Nederlandse Research Organisatie zullen de afzonder lijke afdelingen het beleid gaan voeren. Afzonderlijke afdelingen worden voorgesteld voor het ter rein van de medische weten schappen, de geesteswetenschap pen, de sociale wetenschappen, de natuur en technische weten schappen (waarbij ook TNO be trokken moet worden) en de bio logische wetenschappen. De inte gratie van het landbouwkundig onderzoek in deze struktuur wordt aan de NRO overgelaten. De afzonderlijke afdelingen van de NRO voeren voor him terrein het beleid en koördineren het
Eremedaille 'Rechten van de mens' uitgereikt aan prof. Van Hulst kinderen bijeen, die allen op transport zouden worden gesteld. De verzorgsters smeekten dr. Van Hulst, er nog een aantal te red den. 'Ik had adressen genoeg, maar er was een grens aan het aantal dat ik kon meenemen on der die zeer moeilijke omstandig heden, en het mocht niet opval len. Twaalf heb il. er uitgezocht. Dan denk je later: waarom niet één meer, of twee, of drie'. Ten er tgv een fout een paar kin deren van een andere groep wa ren opgepakt, was het een mede werkster, die 'gewoon' naar de crèche stapte en 'haar kinderen' meenam. Ook dit was weer iets dat mogelijk word gemaakt door de sublieme houding van de di rekteiu van de kweekschool.' Zo beschrijft dr. Richter Roegholt de situatie in zijn 'De Geschiede nis van de Bezige Bij 19421972'.
'"^NfUr'iy^Cf
\
imiversitaire onderzoek dmv: 9 het aanstellen dn tijdelijke dienst van Jonge individuele on derzoekers. 0 het aanstellen in tijdelijke dienst van senioronderzoekers. 0 het financieren van projekten voor beperkte duur. 9 het financieren gedurende viJf tot tien jaar van researchunits. 9 het medefinancieren van de eigen instituten van de NRO.
Bevoegdheden De afdelingsbesturen gaan een zeer centrale positie innemen op hun wetenschapsgebied. Zij stel len meerjarenprogramma's op voor het onderzoek op hun ge bied en evalueren de door de on derzoekers voorgestelde projekten en oefenen kontrole uit op de uit oefening ervan. Voorts zullen de afdelingen invloed moeten hebben op het toekennen, c.q. bezetten van leerstoelen, aangezien daar mee veelal onderzoeksaspekten zijn gemoeid. De leden van de afdelingsbestu ren, die niet uitsluitend uit de universitaire wereld afkomstig zullen mogen zijn, worden op voordracht van de Koninklijke Nederlandse Akademie van We tenschappen door de minister be noemd. De NRO zal als overkoepelende organisatie gaan functioneren over het werk van de afdelingen. De leiding van de NRO berust by de Raad van het Universitair Wetenschappelijk Onderzoek. De ze raad verzorgt de koördinatie tussen de afdelingen, m.n. waar het multidisciplinaire onderzoeken betreft, verdeelt de overheids subsidies volgens de richtlijnen van de minister over de afdelin gen en fungeert tevens als advies orgaan voor de minister bij de aanwijzing van zwaartepunten van onderzoek. De raad moet bestaan uit negen tien leden. Vijf leden, benoemd door de minister op voordracht van de Akademische Raad, de vijf voorzitters van de vijf afdelingen van de NRO en vijf, ook door de minister te benoemen onafhan kelijke wetenschapsmensen, op voordracht van de Koninklijke Nederlandse Akademie van We tenschappen. Voorts twee over heidsvertegenwoordigers, één man van TNO en één vertegenwoordi ger van de Stuurgroep Postsekun dalr Onderwijs.
Procedure
Om tot een zo soepel mogelijke procedure te komen, stelt de GtJOnota voor dat opstellers van een onderzoek, dat ze willen gaan ondernemen, hun projekt recht streeks bil de NBO indienen, zonder goedkeurende tussenkomst van de (sub)fakulteitsraad en het universiteitsbestuur. Zo is er di rekt kontakt mogelijk tussen de NBO en de onderzoeker. Heeft de universiteit over het indienen van projekten niets te zeggen, de aan vaarding blijft wel in haar han den. De universiteitsraad kan een door de NBO aangeboden subsidie weigeren. De Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid krijgt tot taak de minister te adviseren, waarbij het erom gaat de wetenschapsbe oefening te plaatsen in de kon text van het maatschappelijk ge beuren. De algemene beleidsbe slissingen betreffende het univer sitaire onderzoek zijn namelijk een kwestie van wetenschapsbe leid en derhalve aan de minister voorbehouden. Bij zijn adviezen kan de raad gebruik maken van de meerjarenplamiing van de NRO. De Koninklijke Akademie van Wetenschappen heeft in de in de ze nota uiteengezette opzet als voornaamste taak, als onafhanke lijke instantie, personen voor te dragen, die de NRO en haar af delingen gaan besturen. De Aka demie zal de aandacht van de overheid vestigen op voor het land en voor de wetenschap belang rijke vraagstukken door het ver strekken van objektieve mfomxa tie. De voorstellen kunnen, zo besluit het rapport, pas met sukses wor den uitgewerkt, als deze In de universitaire wereld in diskussie zijn geweest en de reakties bekend zijn. Het College van Bestuur heeft de nota aan de fakulteiten doorgestuurd, vergezeld van een dertig vragen tellende lijst. Op het ogenblik moeten de antwoor den al by het CvB binnen zijn, zodat voor de sluitingsdatum van 1 maart aan minister Van Veen het VUstandpunt kan worden meegedeeld. HERMAN AMELINK 0 Over het VUstandpunt en eventueel dat van de fakulteiten afzonderlijk, hopen we over en kele weken in Ad Valvas verslag te doen.
PROF. DR J. W. VAN HULST De staat Israël heeft nav haar 25jarig bestaan op 23 januari aan prof. dr. J. W. van Hulst de 'Eremedaille van de rechten van de mens' uitgereikt, omdat 'hij zich voor de zaak van de joodse kinderen met groot gevaar voor eigen leven heeft ingezet'. In 1943 begonnen de dultse bezet ters hun 'Massnahmen zur End lösung der Judenfrage' ten uit voer te leggen. In groten getale vonden de razzia's plaats en werd de amsterdamse joodse bevolking samengebracht in de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Mid denlaan van waar zij werd gede porteerd. In een gebouw tegen over de Schouwburg werd een kinderbewaarplaats 'de crèche' in gericht. Dit gebouw grensde aan dat waarin de Hervormde Kweek school was gevestigd. De direkteur, J. W. van Hulst, — thans Vühoogleraar in de peda gogiek — heeft toen mbv zijn leerlingen een organisatie opge bouwd, 'die via de kweekschool kinderen uit de crèche naar bui ten smokkelde. Alleen al door zijn bemiddeling werden 86 kin deren in veiligheid gebracht. Op een dag was er een groot aantal
^TECHNISCH ADMINISTRATIEVE PLENAIRE VEBGADEEING De TASraad roept de leden van de technischadministratieve staf op tot het bijwonen van de ple naire vergadering van de TAS, woensdag 7 februari, 15 uur in hg 2A05, waar gesproken wordt door voorzitter van het College van Bestuvu: dr. K. van Nes en CvB lid C. de Niet. Hun onderwerpen: Verandering...! en Verandering ...? Onder voorzitterschap van de heer M. H. Valkenburg worden verder verkiezing van een nieuwe voorzitter en sekretaris en goed keiuing van de reglementswijzi ging behandeld.
GUONOTA KRIJQT VEEL KRITIEK Het in september vorig jaar door het ministerie van onderwijs en wetenschappen uitgebrachte GUOrapport over het weten schappelijk onderzoek aan univer siteiten en hogescholen, is in de universitaire wereld niet onweer sproken gebleven. Het meest positief is de reaktie van de Federatie van Nederlandse Onderzoekers (FENO), die ver Idaart het m grote lijnen wel eens te zijn met de ideeën van de ge spreksgroep. Toch heeft deze onlangs opge richte federatie wel problemen met de nota. Ze vindt de inspraak van de aktieve onderzoeker on voldoende gewaarborgd. Het voor gestelde systeem wordt ondemo kratisch genoemd. Verder acht de federatie de voorgestelde struk tuur te centralistisch, waardoor het gevaar dreigt van dirigisme en burokratie. Ook wordt een vraagteken geplaatst bij het on derscheid tussen onderwijsgebon den en fundamentele research. Bij verschillende punten doet de Federatie tegenvoorstellen. Het probleem van het onder scheid tussen verschillende soor ten onderzoek leeft ook in sterke mate bij de koördinatiekommissie research van de Technische Ho geschool te Eindhoven. In de praktijk van de Technische Ho geschool stuit het onderscheid op grote moeilijkheden, aangezien vrijwel al het onderzoek dat uit gevoerd wordt, verweven is met het onderwijs, doordat onderzoek dat studenten in de doktoraalfase verrichten niet los te zien is van het onderzoek in de vakgroep. Bovendien vraagt de kommissie zich af of het nodig is tbv de ver deling van de zogeheten tweede geldstroom, die op het moment In vergelijking met de eerste gering van omvang is, een dermate uit gebreid centraal apparaat als de voorgestelde NRO op te zetten.
Ook kan de Eindhovense kommis sie zich niet verenigen met het voorstel de NRO invloed te geven op de toekenning en bezetting van leerstoelen.
Ondemokratisch Bijzonder fel is de reaktie van de werkgroep Wetenschapsbeleid van de Bond van Wetenschappe lijke Arbeiders. De nota houdt, volgens de BWA, een onbe schaamd voorbijgaan in, aan reeds bestaande vormen van koördinatie van het wetenschap pelijk onderzoek in Nederland en is tevens een onaanvaardbare i>o ging tot ontkrachting van moei zaam verworven eerste stappen naar demokratisering aan de uni versiteiten. De BWA is wel voorstander van de instelling van een Instantie die gelden voor universitair en nevenimiversitair onderzoek zal gaan verdelen. Wat dat betreft komt de NRO overeen met de door de BWA en andere organisa ties herhaaldelijk bepleitte We tenschapsraad. Maar aan de in stelling van een Wetenschapsraad zijn door de BWA altijd voor waarden verbonden. Deze voor waarden zijn: geen koördinatie, zonder demokratisering, geen scheiding van onderwijs en onder zoek en geen wegwerpweten schappers (door een tijdelijk dienstverband).
Studentenstandpunt Ook de SBVU heeft zich tegen de in de nota voorgestelde scheiding van onderwijs en onderzoek uit gesproken. In het voorlopig SBVUstandpunt wordt een ci taat van prof. Posthumus aange haald, die zün eerste nota over de herstrukturering van het weten schappelijk onderwijs begon met de zin: 'Universitair onderzoek en universitair onderwijs ziJn sche ring en inslag van hetzelfde weef seL Hun draden kunnen worden
onderscheiden; zü kunnen niet worden gescheiden zonder vernie tiging van de struktuur.' Hierop inhakend, w'' op de onwenseiykh en onderzoek te sehe ten moeten In direkt kv^^ t de levende wetenschap kunnen staan. Een universiteit waarin on derwijs niet direkt aan het on derzoek en dus aan de nieuwste resultaten van de wetenschappe lijke ontwikkeling is gekoppeld, zal mensen afleveren die reeds by het verlaten van de universiteit over een verouderde kennis be sclukken. Door deze nota wordt de kwaliteit van het onderwas bedreigd. Verder wordt erop gewezen dat de aanzieniyke centralisering van het beleid op het terrein van het wetenschappeiyk onderzoek de demokratie weinig ruimte laat. Veel biyft ook vaag in de GUO nota, zoals de omvang van de ge suggereerde verschuiving van de eerste naar de tweede geldstroom. Waar In de praktyk de scheidsiyn zal gaan lopen tussen onderwys gebonden en fundamenteel onder zoek wordt ook niet duidelyk. Cy fers geeft de nota in dezen ook niet. Min of meer parallel aan de kri tiek van de SBVU, wordt ook in het MundusbuUetin, het orgaan van de sociaalkulturele subfakul teit, van 5 december 1972 inge gaan op het GUOrapport. De kritiek van Mimdus richt zich niet alleen op de nota, maar ook op de 'objektieve' opstelling van het College van Bestuur, zoals deze tot uiting zou zijn gekomen in de door het CvB met de nota meegezonden vragenlijst. Het ar tikel signaleert ook de onzekere positie van de onderzoeker en het droevig lot van de docent, die zijn wetenschappelijke kennis in zijn vrije tijd zal moeten opdoen, aan gezien hy nu puur onderwijzer is. HERMAN AMELINK
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972
Ad Valvas | 284 Pagina's