GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ll

Meianehthon.

Luiher heeft eenmaal ge­ setuigd : > Wat wij van de wetenschappen en van ware philosophie weten, dat danken wij aan Philippus"; en aan het eind van zijn leven schreef hij: _ ïWat God door dit zijn werktuig op het gebied der wetenschap gewerkt heeft betuigen zijne werJcen genoegzaam." Is de verdienste van Melanchthon ten opzichte van de wetenschap in het algemeen en van de thcolooie in het bijzonder zoo groot ?

Laat ons trachten een antwoord op deze vraag te geven.

In het begin der zestiende eeuw werden de Duilsche Universiteiten druk bezocht. In het " k jaar 1500 werden aan de Universiteit te Rostock niet minder dan 188 nieuwe studenten ingeschreven, terwijl 65 promotion voorkwamen. In 1504 werden er 274, in 1514 238 studenten voor het eerst ingeschreven. In 1522 begon dit getal te verminderen en daalde tot 109. In het jaar 1523 begeerden nog slechts 51 jongelieden opname in de rij der studeerenden; dit cijfer daalde steeds meer en werd van 44 gereduceerd tot 15, ja zelfs tot 5. Met de promotiën ging het even zoo; zij kwamen steeds minder voor en daalden van 26 tot 15, 9, i en o.

Waaruit was dit verschijnsel te verklaren ? Was er gebrek aan professoren ? Immers neen, want 31 mannen verklaarden zich bereid, om de studeerende jongelingschap te leiden op de paden der wetenschap, waaronder acht professoren in de theologie, zeven in de rechten, één in de medicijnen en vijftien mannen, die de z. g. artes humaniores doceerden. Ook bleef de Hertog van Mecklenburg dezelfde belangstelling voor zijn hoogeschool houden. Ook trokken de Mecklenburgsche jongelingen niet naar elders om te studeeren. Het verschijnsel dat zich te Rostock voordeed, is aan alle Universiteiten van Duitschland waargenomen.

In Erfurt klaagde men omtrent het jaar 1523: »Oaze inrichting is geheel verwoest; zóó diep zijn wij gezonken, dat ons alleen de herinnering aan een vroeger geluk overblijft. De hoop haar nog eenmaal vernieuwd te zien, is geheel verdwenen." Uit Freiburg schreef in hetzelfde jaar de beroemde hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid, Ulrich Zosius: sik heb nog slechts zes vaste toehoorders, en deze zijn — Franschen. Er is hier een opmerkelijk gebrek aan studenten, en ik heb geen hoop op beterschap. Bijna heb ik een afkeer van mijn beroep, wijl de wetenschap van het recht zoo veracht wordt.

In Heidelberg klaagde men, dat de toestand der Universiteit zoo ellendig werd en dat er meer professoren dan studenten waren. In Bazel hoorde men de klacht: > De Universiteit ligt als dood en begraven neder". Zelfs de Universiteit waarheen men trok, niet alleen om te studeeren, maar ook om getuige te zijn van de ommekeer op godsdienstig gebied, door Luther teweeggebracht, zag de rijen der studenten dunnen.

In' hét jaar 1520 werden nog 579 studenten voor het eerst ingeschreven; in het volgende jaar nog slechts 295 en in het jaar 1525 nog slechts 201.

Wat was de oorzaak van dit verval ? In al de klaagliederen van dien tijd lezen wij, dat het publiek de wetenschap was gaan verachten. > De wetenschap en de zoo zegenrijke schoonekunsten worden bij de meest gewone handwerken achter gezet." »Men houdt de studiën louter voor potsenmakersgrappen, voor penningen, waarmede de kinderen spelen, " zoo sprak men. Men bericht, dat de academische graden hier en daar tot spot-en schimpnamen werden, gelijk een oude chroniek van Rostock verhaalt: > In dezen tijd is er, om zoo te zeggen, zulk een groote verwoesting over de academie gekomen, dat, wanneer iemand »doctor" genoemd werd, het was, alsof men hem ik weet niet wat genoemd had." De achting voor de wetenschap was weg.

Waaraan was dit toe te schrijven ?

De scholastieke methode der Universiteiten, geschoeid op de leest van Aristotelcs, had de afkeer voor de universitaire studie gewerkt. Daarbij was het Humanisme opgekomen, en de denkbeelden van Luther waren onder het volk verbreid. Bekend is het, dat Luther een vijand was van de methode, die in die dagen aan alle Universiteiten gold, namelijk die van Aristoteles. De middeneeuwsche scholastiek, die den Griekschen wijsgeer als haren meester erkende, werd echter met alle macht bestreden door de Humanisten en niet minder door Luther.

De middeneeuwsche scholastiek lokte ciitiek uit door hare spitsvondigheden en haarkloverijen. De wereldberoemde geleerde' Johannes Deens Scotus reisde eenmaal van Oxtord naar Parijs, om met andere reuzen op het gebied der wetenschap het vraagstuk te bespreken, of de maagd Maria — niet: zouder eenige zonde geweest is, daaromtrent was men het eens, maar — of zij ook zonder eenige zonde geboren was. Op die vraag hadden de geleerden van Parijs niet minder dan 200 wederleggende bewijsgronden opgesteld. Doch Deens Scotus sloste alle moeilijkheden op met een gemakkelijkheid, gelijk Sirason de strikken van Delila verbrak, " en hij wist zulk eene menigte argumenten aan te halen, dat hij een glansrijke zegepraal behaalde. Zoo ging het ook in de rechtsgeleerdheid. Men disputeerde over de vraag, of het testament, hetwelk Lazarus vóór zijn dood gemaakt had, nog geldigheid zou behouden hebben, nadat hij van den doode opgewekt was! Men was de weten schap van de middeneeuwen moede en Luther niet het minst.

Maar het Humanisme trad op. Het spelen met woorden was men moede; men wilde feiten men dorstte naar werkelijkheid; men zocht iets waaraan men wat hebben kon. Welnu, in de kerk had men behoefte aan het Woord van God; dat Woord moest uitgelegd; daaraan had de gemeente iets; de haarkloverijen der scholastiek konden haar niet bouwen. Toen Luiher dan ook in 1512 te Wittenberg als hooglecraar in de Godgeleerdheid optrad, bepaalde hij zich uitsluitend tot Schriftuitlegging.

Hij begon met de uitlegging der Psalmen en verklaarde daarna de brieven aan de Romeinen en aan de Galatiërs. De methode van Aristoteles verachtte hij diep, en Melanchton volgde daarin eerst zijn geestelijken vader, doch ten slotte is ook hij in deze van gevoelen veranderd.

Japan.

Het Christendom in Japan.

Omtrent den tegenwoordigen toestand der Zending in Japan deelt Dr. Warneck in een zendingstijdschrift het volgende mede :

Reeds gedurende den oorlog met China kon men merken, dat in het land de openbare meening ten gunste van het Christendom gekeerd was. De Christenen namen aandeel aan de patriotische beweging; de Christelijke soldaten muntten uit door dapperheid, terwijl de Christelijke barmhartigheid, ia de Lazareths geopenbaard, het vooroordeel wegnam, alsof het Christendom één anti-nationale macht ware. Niet alleen in de Lazareths, maar ook onder de troepen in het veld werd de uitreiking van Bijbels en deelen van Bijbels bereidwillig toegestaan. Vijf Japansche predikanten mochten het leger als veldpredikers volgen, terwijl bijeenkomsten ia het hoofdkwartier gehouden werden. Na het einde van den oorlog werden aan het leger, dat te Formosa geslationneerd was, drie Christelijke predikers gezonden. Tusschen de Japansch-Christelijke soldaten en de Christenen van Formosa werd een recht broederlijke verhouding geboren. Ook is men van plan een Japansche missie onder de Forraosanen te organiseeren; de patriotische houding van de belijders des Christendoms heeft gemaakt, dat zij meer in de achting van het publiek gerezen zijn. Er was en tijd, dat het Zendingswerk in Japan achter-"^' g'"g) maar na die eb is de vloed weer geomen, zij het Ook langzaam. Er Waren in 1895 38710 Japansche Protcstanlsche Christenen, d. i. ongeveer 500 minder dan in 1894.

Deze achteruitgang heeft thans opgehouden; er zijn 426 gemeenten, waarvan er 80 zichzelf onderhouden. 295 jongelieden studeeren in de theologie, terwijl er 37 armenscholen, 27 weeshuizen, 16 hospitalen en 6 asylen voor ouden van dagen gevonden worden. Jammer maar, dat zooveel verschillende kerken in, Japan arbeiden, als : Presbyterianen, Methodisten, Episcopaten, enz. De Roomschen tellen op Japan ongeveer 46000 zielen ; de Griekschen ongeveer 22000. De hoop, dat het gelukken zou om de hoogere standen van Japan voor het Christendom te winnen, en de verwachting, dat deze dan weder zouden inwerken op de lagere standen, is wel niet geheel ijdel gebleken, maar toch in zeer kleinen kring zeer ten deele in vervulling gegaan. Meende men, dat het streven naar Europeesche beschaving de uitbreiding van het Christendom zou bevorderen, h'erin is men bedrogen uitgekomen. De Zending zal daarom goed doen, gelijk het nu zelf een arbeider van een zendingsvereeniging schrijft, voortaan den weg in te slaan, die in de woorden van den Heiland, Matth. 11 : 25, afgebakend is, waar de Heere heeft gesproken : > Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen der aarde verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.". Want heeft men eenmaal de volksmenigte voor het Christendom gewonnen, dan volgen de leiders vanzelf.

Wat het geestelijk leven in de Christelijke gemeenten betreft, zoo is het beeld, dat daarvan opgehangen wordt, meer rijk aan schaduw dan aan licht. Er worden wel schoone trekken, die bewijs geven van een levendig Christendom, meegedeeld en ook enkele treffelijke Christenen gekarakteriseerd, maar de klachten over lauwheid, gebrek aan ernst, onwetendheid, zedeloosheid, ja zelfs over afval hebben de overhand. Zeer smartelijk is het, dat men er over moet klagen, dat zoo menig predikant zijn ambt er aan geeft, om zich in een wcreldsch beroep meer voordeelig bestaan te verzekeren. Ook he getal studenten is aan het minderen. Men houdt het er voor, dat het voor de Christelijke gemeenten in Japan zeer gevaarlijk is, dat zij zoo zeer aandringen op algeheele zelfstandigheid, hetgeen er reeds toe geleid heeft, dat zendelingen uit het buitenland werden weggezonden. Warneck besluit zijne uitvoerige mededcelingen, waarvan wij slechts een kort uittreksel gaven, aldus:

Men heeft vroeger op overdreven manier de Japansche Zending bewonderd, en gedroomd van een kerstening van het gansche volk binnen een tijd van eenige tientallen jaren. Nu is een tijdperk van groote ontnuchtering ingetreden, en een groote wolk van tegenheden heeft de hooggespannen verwachting verdonkerd ; doch, bedriegt ons niet alles, dan is het een gezonde crisis, die het werk Gods in Japan tot heil worden zal."

WiNCKEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's