GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

In het boek Genesis leest men van de Philistijnen ea later nog meer, als zij strijden tegen Israël in de tijden der Richteren en van Koning Saul; ook tegen David. Later echter hoort mea aiet meer vaa hea. Is dit volk ook weggevoerd, evenals de Israëlieten?

W.

De Philistijnen waren uit het geslacht van Cham ea hebben zich reeds vroeg in Kanaan aedergezet, waar zij het kustlaad bewoonden in het Zuidwesten van Palestina, en later een bond vormden van vijf groote steden, elk met een opperhoofd. Zij hadden landbouw en nijverheid, maar waren ook geduchte krijgslieden. Met Abraham leefden zij in vrede, doch toen Israël 5 eeuwen later uit Egypte trok, moest het op Gods bevel, om niet gehinderd te worden, het land der krijgshaftige Philistijnen mijden.

Toen Israël in Kanaan was gevestigd, ver-

zuimde het de Philistijnen te onderwerpen, wier land eigenlijk ook voor de kinderen Israels was bestemd. Allengs begonnen de Philistijnen Israël te benauwen, en heerschten zelfs een tijd lang in het land ten westen van de Jordaan, gelijk te zien is uit de geschiedenis van Samuel en Saul.

Simson, Samuel en Saul bestreden de Philistijnen, doch eerst David zou hun macht voor goed beteugelen. Eerst bestreed hij hen onder Saul, later toen hij zelf regeerde. Zij moesten hem huldigen. In het laatst zijner regeering trokken zij weer tegen hem op, doch Davids helden versloegen hen. Fjalomo heerschte ook over hen, evenzoo Josaphat.

Later was er telkens weer strijd tusschen Philistijnen en Israëlieten. Doch de eersten werdtn door Koning Uzzia en door Koning Hiskia overwonnen. Daarna kwamen tot straf der Philistijnen, andere volken oyer hen, die hun land verwoestten. Ook Koning Nebukadnezar en Koning Alexander de Groote deden zoo. Daarna hielden zij als afzonderlijk volk op te bestaan.

Er zijn tegenwoordig, zoo schrijft K. A.. boeken, waarin allerlei dingen die niet in den Bijbel staan, verteld worden: b.v. van de apostelen, wat zij gezegd en gedaan hebben. Is dat nu op andere wijs van hen bekend, of is het alles maar verdicht. En is het dan goed het te lezen?

In het algemeen weten wij van de personen, die de Bijbel meer uitvoerig beschrijft, buiten den Bijbel weinig of niets. Alle overleveringen en legenden b.v. omtrent de apostelen, zijn onbetrouwbaar. Er kan waarheid in zijn, maar dat is niet uit te maken. De boeken die zoo veel over Petrus en Paulus en Jozef en Maria weten te vertellen, geven öf menschelijke overleveringen öf versierde, verdichte verhalen.

Of 't nu goed is die te lezen, betwijfel ik zeer. Een verhaal dat ons voert in landen en tijden in de Schrift vermeld, zoo als „Heions bedevaart" kan zeer nut zijn. Maar de mannen Gods uit de Schrift sprekend en handelend ons voor oogen te stellen, louter naar anze verbeelding, is gevaarlijk en voert ons licht op een dwaalweg.

De Bijbel bedoelt ook volstrekt niet ons b.v. de levensgeschiedenis van Maria of van Paulus te vertellen. Neen, hij is Gods openbaring tot onze zaligVicid, en wat daartoe strekkende is staat in Gods Woord. Ook leert ons dat Woord de kinderen Gods, in hun spreken en doen kennen. Maar als-'we daar nu zelf allerlei bij gaan verdichten, loopen we, ook al weten we dat hel Gods Woord niet is, groot gevaar. We komen dan licht tot bijgeloof gelijk de Roomsche kerk, die de overleveringen der menschen vasthoudt, en zoo in dwaling is vervallen. Ook krijgen we dan uit den mond der apostelen en anderen allerlei leeringen, die misschien veel verschillen, van wat deze mannen ooit geloofd en gesproken hebben.

Daarom is zoowel het schrijven als het lezen van boeken, waarin bijbelsche personen allerlei zeggen en doen, waar de Schrift van zwijgt niet aan te raden, ja, eer af te keuren.

Een derde vraag, van J. te R. komt hierop neer, hoe men de reis moet begrijpen die met het lijk van Jacob uit Egypte naar Kanaan ter begrafenis werd gemaakt Want, zegt J., zij kwamen eerst aan de Jordaan en toen aan de spelonk van Machpela. Maar als ze uit Egypte kwamen, moesten ze toch eerst aan de spelonk kor. en en niet aan de rivier.

Genesis 50 beschrijft hoe de zonen van Jakob, begeleid door een Egyptische krijgsmacht, uit Gosen naar Kanaan trokken met het lijk huns vaders, om dat aldaar te begraven. Nu lezen we in vers 10:

Toen zij nu aan de vlakte van het doornbosch kwamen, die aan gene zijde des Jordaans is, hielden zij daar eene groote en zeer zware rouwklage. En hij maakte zijnen vader eenen rouw van zeven dagen.

Ea later in vers 13:

Want zijne zonen voerden hem in het land Kanaan, en begroeven hem in de spelonk des akkers Machpela, dewelke Abraham met den akker gekocht had tot eene erfbegrafenisse van Ephron, den Hethieter, tegenover Mamre.

Hieruit nu blijkt duidelijk, dat men uit Egypte niet den koristen weg heeft genomen, maar een grooten omweg, die later ook door de Israëlieten is bewandeld toen zij naar het Beloofde land trokken. Die weg liep uit Egypte oostwaarts door de woestijn, om Edom heen, en dan noordelijk langs de Doode Zee, naar Moab en de Jordaan. Daar in het O ver jor daansche werd de groote rouw gehouden, die een week duurde, op het plein van den doornbosch, d. i. een dorschvloer. Vervolgens brachten Jakob's zonen het lijk over de Jordaan — men was, zegt het 11 de vers, bij een veer, d. i. bij een plaats waar men de rivier toen doorwaden kon — en begroeven het in de spelonk van Machpela in het zuiden des lands. Toen keerden zij tot de Egyptenaars over den Jor b daan terug, en allen gingen denzelfden weg als vroeger huiswaarts.

Waarom men nu zoo'n omweg nam?

Misschien om den optocht meer plechtigheid te geven. Doch meer waarschijnlijk is, dat men vreesde voor moeielijkheden met de Philistijnen en andere volken in Kanaan, en dus den weg koos, waarop het minste gevaar te duch ten was.

Als vriend J. nu op de kaart de reis volgt, zoo als we die hebben beschreven, zal hij zien, dat men dus gaande eerst aan de Jordaan komt, en dan aan de plaats waar tegenover Mamre de spelonk ligt.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's