GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Staatscommnissie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staatscommnissie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V(slot)

De gronden van billijkheid en reGhtVcllê Vóór een 'Rijksbijdrage aan het bijzonder Hóoger onderwijs pleiten, hebben we hiermede uiteengezet.

Natuurlijk is hiermede niet bedoeld, dat de Regeering, wanneer ze zulk een bijdrage aan de bijzondere Universiteiten zou willen schenken, dit op, denzelfden voet zou moeten doen als bij het Lager onderwijs, waar het Rijk feitelijk grootendeels de. kosten van het onderwijs draagt. Dit zou bij de bijzondere Universiteiten onmogelijk zijn. Reeds thans wordt er over geklaagd, dat het aantal openbare Universiteiten naar verhouding van ons land te groot is en het Hooger onderwijs daardoor aart het Rijk schatten kost, die zonder eéhige wezenlijke schade bespaard konden blijven. De drukst bezochte Universiteiten in ons land tellen niet meer dan even duizend studenten, terwijl er in het buitenland zijn, waar dit aantal 8 k 10.000 bedraagt. Zondert men Zwitserland uit, waar de toevloed van buitenlandsche studenten bijzonder groot is, dan heeft Nederland, wanneer men bij de Openbare Universiteiten de gemeentelijke Universiteit van Amsterdani rekent, onder de kleinere Staten van Europa het grootst aantal Universiteiten. En ook bij de grootere staten van Europa is naar verhouding het aantal Universiteiten veel geringer. Engeland met zijn twee Universiteiten, Oxford en Cambridge, moge een al te exceptioneele positie innemen om als maatstaf van vergelijking te kunnen dienst doen, maar Duitschland, waar het Universitaire leven op ongeveer dezelfde leest ais in ons land geschoeid is, telt op een bevolking van' ruim 65 millioen maar 21 Universiteiten, d. w. z. één op de 3 millioen inwoners, terwijl het verhoudingscijfer voor ons land is één Universiteit op de iVs millioen inwoners. - Te verwachten, dat de Regeering, die toch reeds verlegen zit om het noodige geld voor de steeds stijgende eischen dezer Openbare Universiteiten te vinden, pok nog millioenen eschikbaar zal stellen voor het Bijzonder ooger onderwijs, zou daarom dwaasheid ezen. Wat we alleen vragen is, dat de egeering het Bijzonder Hooger onderwijs rachtiger dan dusver steunen, ? ; ai, opdat et in de toekomst beantwoorden kunne an de eischen, die de Regeerir^ Zelf aan it onderwijs'stelt.

Voor de ontwikkeling van het Bijzonder Hooger onderwijs zal zulk eèn Rijksbijdrage een onmisbare voorwaarde wezen, want hoe idealistisch men ópk gestemd moge zijn, de gedachte, dat uit particuliere middelen ooit een volledige Universiteit in stand zou kunnen worden gehouden, schijnt ons voor ons land althans vrijwel onmogelijk toe. In Amerika, waar de geldvorsten er een eere in stellen, door rijke gaven wetenschappelijke instellingen in het leven te roepen, moge een Universiteit zonder Staatssubsidie kunnen bestaan en zelfs tot hoogen bloei kunnen komen, maar in ons land, waar zulke geldvorsten ontbreken, kan dit niet. Althans niet wat een Gereformeerde Hoogeschool betreft. Het zal rnisschien niet onmogelijk zijn voordeRoomsche Kerk, die een derde van de bevolking achter zich heeft, en dóór haar machtige organisatie over veel rijkere hulpbronnen beschikt dan wij, maar het is ondoenlijk voor een betrekkelijk kleine groep als de Gereformeerden, wier getal, nu zeer ruim berekend, op een zes-honderdduizend moet geschat worden (de Gereformeerden in de Hervormde Kerk daaronder begrepen) én die haar aanhangers meest ónder de «kleine luyden" telt. Waar zelfs de kleinste onzer Rijkshoogescholen, die të Groningen, nog 8 ton per jaar kost, daar behoeft hét heusch geen betoog, dat zelfs niet inspanning van alle krachten, en al steeg de offervaardigheid ten toppunt, een dergelijk bedrag jaarlijks niet is bijeen te brengen. Een medische faculteit, dien naam Waard, z OU minstens' twee-en-een-halve ton kosten per jaar. Wat is vergeleken daarbij zelfs eën zoo aanzienlijk legaat, als de. Vrije. Universiteit enkele jaren geleden kreeg, waarvan de inkomsten jaarlijks op vijf-entwintig-duizend gulden geschat-worden'? Het zou-niet eens voldoende, wezen om in de salaf issen der hoogleeraren van zulk een' medisphe'faculteit te voorzien. In Groningen heeft men in de medische faculteit lOi hoogleeraren noodjg, en reeds dit zou dug meer dan het dubbele eischen van het-, geen dit legaat oplevert. En men meene nu niet, dat men in de medische faculteit evenals in de juridische en literarische wel het onderwijs aan een paar hoogleeraren zóu kunnen opdragen. Dat gaat bij deze" etenschappe: n, omdat wie hier a^^ hoogleeraar optreedt, een meer universeele kennis bezit. Maar bij de medische wetenschap (evenals bij de natuurkundige) is gespecialiseerde vakstudie zoo överheerschend georden, dat men geen hoogleeraar zou unnen vinden, die hier drie of vier akken zou kunnen of willen onderwijzen. n toch, zelfs met deze halve ton aan alarissen zoudt ge voor een medische aculteit nog zoo goed als niets uitvoeren, ant er zou nog minstens een twee è rie ton bij.moeten voor klinische labora-" oria, instrumenten, assistenten enz. Onze: egenwoordige hoogieeraar in de medische aculteit, Prof. Boüman, heeft'het geluk en kliniek te bezitten, doordat de Vereniging tot Christelijke vérziorging, van rankzinnigen hem deze verschaft heeft.

Maar indien de Vrije Universiteit ielf deze klinieTc had moeten bouwen, zou ze met hjaar geheele kapitaal dit nog nauwelijks hehben kunnen doen. En toch zóu men zonder zulk een volledig ingerichte medische faculteit met laborataria en Minieken nooit het doel, dat men zich voor oogeri .stelt, kunnen bereiken. De reden, waarom ons volk om zulk een medische faculteit 'vraagt, is heusch niet in de eerste plaats om een paar hoogleerarén te hebben, die op hun studeerkamer wetenschap bes, tudeeren, maar om Christelijke doctoren te krijgen. Welnu, geen enkel medisch student zou zich bij zulk een faculteit aanmelden, wanheer niet behoorlijk voor deze hulpmiddelen gezorgd was. De medische Opleiding bestaat toch grootendeels in practische colleges, en wie deze pfactische colleges niet heeft geloopën, zou nooit zijn artsexamen kunnen afleggen, door welk examen de bevoegdheid om geneeskundige practijk uit te oefenen, hem geschonken moet worden. Het zou dus niets baten, voor zulk een faculteit éen aantal professorep te benoemen. Ze zouden geen studenten hebbenj en de teleurstelling van ons volk, dat voor deze medische faculteit zooveel^^ belangstelling toonde juist om Christelijke doctoren te' krijgen, zou nog des te grooter wezen.

Nu is de Vrije Universiteit van haar oprichting af ongetwijfeld een geloofsstuk geweest, gelijk haar stichter enkele jaren geleden te Haarlem ons herinnerde. Wie had voor vijftig jaar kunnen verwachten, dat de oprichting van zulk een Hoogeschool miogelijk zou blijken, dat ze haar bestaan vier en dertig jaar zou volhouden, dat ze zelfs_ tot drie faculteiten (het beginsel der medische faculteit niet medegerekend) uitdijen zou. Vergeet niet, hoe de poging van Da Costa en zijn vrienden oni een seminairie, op te richten, dat nog zoo weinig kosten meebracht, jammerlijk in 't water viel en reeds na luttel jaren heel dit pogen met machteloosheid , geslagen bleek. Er is metterdaad over ons volk een geest van offervaardigheid gekomen, die niet genoeg gewaardeerd kan worden, vooral waar het hier een zoo ideëel belang geldt als de stichting en instandhouding eener Universiteit^ Dat die offervaardigheid in de toekomst niet nog belangrijk toenemen kan, weerspreken we niet, en we geloóven, dat wanneer alle krachten worden ingespannen, dit ook zeer wel mogelijk is. Maar. hoezeer we in het geloof. willen wandelen, toch moet onzerzijds rekening worden gehouden met de werkelijkheid, zooals de thans afgeloopen 34 jaar onzer .stichting ons die heeft leeren keiinen. En dan zijn de feiten deze, dat het .kapitaal; waarmede de Vrije Universiteit bij haar stichting begon, en dat. toen slechts één ton bedroeg, in dat 34 tal jaren door leg.aten en schenkingen nqgniet veel meer dan verdrievoudigd is, Kooals uit derentevan.ditkapitaalblijkt, die i-ónd ƒ 11.000 bedraagt. De jaariijksche contributiën, die in hoofdzaak in de behoefte der Universiteit moeten voorzien, zijn in in deze jaren eerst zooVer gestegen, dat ze in 1887 geklommen wareh tot e; en bedrag van ƒ30.000, maar sinds zijn ze langzaam gedaald, zoodat ze nu niet meer opbrengen dan ƒ 24.000; een achteruitgang dus van /"6000 jaariijks. En daarbij komt dan ten slotte nog de jaariijksche collecte, die de Gereformeerde Kerken voor de Vrije Universiteit houden en die ƒ 16.000 oprengt. Dit zijn, behalve de college-en examengelden, al de inkorhsten waarover e Vrije Universiteit beschikken kan. ant het legaat yan Ds. Coevorden driani vormt een eigen stichting en moet olgens de bepaling van den stichter in de erste plaats dienen voor uitbreiding van e medische en natuurkundige faculteit, oodat alleen bij uitbreiding dit legaat ons elpen zou.

FeitelijH bedraagt dus de geheele som, die ons volk voor , de Vrije , Universiteit bijeenbrengt, niet meer dan een ƒ 40.000 per jaar. Viel nu gestadige klimming te merken, dan zou dit nog hope geven voor de toekomst, maar hiervan is geen sprake. Het bedrag blijft vrijwel stationair. Zijn de contributies in deze jaren achteruitgegaan, het bedrag der collecte; steeg niet onbeduidend en daardoor bleef het evenwicht zoowat hersteld. Maar eenige verwachting, dat dit bedrag binnen een paar jaren verdubbeld zal worden, is er niet. Zélfs thans baart dit reeds voor de toekomst der Universiteit geen geringe zorg. He.t bedrag, ., dat, 'inkomt, is reeds nu bij lange niet tocreikèiid' om in de behoeften te, .voorzien. De tekorten móeten reeds over deze laatst^ jaren zoo onrustbarend hoog zijri geworden, dat het kapitaal der Vrije Universiteit zal moeten worden aangetast. En waar dit kapitaal zoo klein is, en voor een groot deel als waarborgsom bij de Regeèring moest gedeponeerd worden, daar z'ullen reeds nu, binnen enkele aren, zich groote moeilijkheden voordoen, die het bestaan der Universiteit zelf in evaar zouden brengen, wannéér niet veel grootere-offers door ons. volk werden gebracht.”

Onmogelijk is zulk eèn - 'vermeerdering ér offervaardigheid niet. Voor de Zending ordt in denzelfden kring jaarlijks een edrag bijeengebracht van ongeveer anderalve ton. Het blijkt dus, dat wanneer er aar liefde en ijver is, wel zeer goed meer edaan kan worden. Zelfs zou de vraag el eens mogen gesteld, worden, of het aar evenredigheid wel een goede verhouing is, dat voor de Zending onder de eidenen jaariijks een honderdvijftigduizend ulden wordt bijeengebracht; en voor onze erefprjneërde. Universiteit, wier belang Q0T ons; , eigen, vaderiand en voor heel de ereformeerde actie om; onze beginselen e propagandeeren^niet genoeg gewaardeerd an worden, maar veertigduizend gulden; at wil zeggen nognietlietder^e.Enevenoo zoa de-vraag kunnen gedaiah worden, of

het niet louter, geldverspilling! s, dat voor de opleiding van een betrekkelijk klein getal theologische studenten twee stel hoogleeraren voor dezelfde vakken gesalarieerd , en onderhouden moeten worden. Indien het bedrag, dat door déze dubbele opleiding geëeischt wordt, de. andere faculteiten der Vrije Universiteit ten goede kwam, zou reeds daarmede alleen een krachtige juridische faculteit kunnen onderhouden worden.

Maar ook al zou, wanneer de gedeeldheid der opleiding wegviel en daarmede ook de offervaardigheid voor , de Vrije Universiteit toenamj het bedrag niet beneden hetgeen onze Kerken thans voor. dé Zending bijeenbrengen, behoeven achter te blijven, en zeer goed tot een anderhalve ton per jaar kunnen stijgen, ook daarmede zou — en we hebben nu het iiitcrsté gerekend, wat van de draagkracht van ons volk kan gevergd worden. — nog nooit kunnen worden voorzien in de kosten, die een, compleete, met al haar faculteiten voorzjen.e Universiteit medebrengt.

Het is daarom, dat de vraag, of de Regeering aan het Bijzonder Hooger onderwijs een Rijksbijdrage geveri .zal, eén conditio sine, qua non, , , een levensvoorwaarde, is voor de toekomst van het Bijzonder Hooger onderwijs., Het kan met de particuliere bijdragen nooit zoover komeii, dat het tot éen compleete Universiteit zich ontwikkelt. Eén van fweéëri zal daarorti moeten geschieden. Of de. Vrije Universiteit zal elke hoop moeten opgeven om de idee eener Universiteit te verwézenlijken in den vollen zin des woords en zich moeten beperken tot het drietal faculteiten, die ze thans reeds bezit en dat zonder fe groote kosten in statld kan gehouden worden. Ófwel eischt de Regeering, dat de Universiteit, om haar effectus civilis te behouden, tot éen volledige Hoögeschool zich moet uitbreiden, dan zal dat zonder Rijksbijdrage niet mogelijk wezen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Staatscommnissie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's