Geen duimbreed?! - pagina 81

B E M O E I E N I S VANUIT DEN

HAAG

bespreking ten departemente op 20 november 1 9 4 0 van vertegenwoordigers van de verschillende universiteiten (met uitzondering van de Leidse universiteit en de Delftse hogeschool) had de presidentcurator van de vu, mr. S. de Vries Czn, minister van Financiën van 1918 tot 1 9 2 1 , van de waarnemend secretaris-generaal H. J. Reinink te horen gekregen dat de Duitsers van hun 'Aufsichtsrecht' gebruik wilden maken ten aanzien van de benoemingen en ontslagen bij het onderwijs. 83 Voorstellen voor benoemingen en ontslagen zouden moeten worden voorgelegd aan het ministerie, dat dan weer om goedkeuring zou moeten vragen aan de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, dr. F. Wimmer. De waarnemend secretaris-generaal stelde de universitaire bestuurders voor de keuze: of meedelen dat zij met deze gang van zaken rekening zouden willen houden of de voorkeur geven aan de afkondiging van een aparte verordening waarin één en ander verplicht zou worden gesteld. De Vries en de secretaris van het Nijmeegse universiteitsbestuur mr. H. W. J. M. de Jong wilden daar niet op ingaan en stelden dat zij deze kwestie eerst in hun eigen kring zouden gaan bespreken. 'Dat geprotesteerd is tegen deze inmengingspoging spreekt vanzelf, schreef De Vries aan directeuren en curatoren. Met De Jong had De Vries afgesproken, dat zij beiden zouden proberen hun universiteiten ertoe te brengen niet uit eigen beweging in te stemmen met de Duitse eisen. Toen hij deze zaak op een spoedvergadering van directeuren en curatoren op 26 november in het Kuyper-huis in Den Haag uiteenzette, was iedereen het met zijn principiële voorstel eens. 84 Enkele dagen later werd de kwestie nog weer besproken met de senaat. Op 30 november berichtten de curatoren per brief de waarnemend secretaris-generaal, dat zij principieel bezwaar koesterden tegen de maatregelen van het Ministerie. 'Curatoren maken U er opmerkzaam op, dat de vu geheel anders dan openbare universiteiten op een principieelen grondslag rust.' 85 En die grondslag bestond uit de gereformeerde beginselen, waaraan het vu-onderwijs en alle overheidsmaatregelen werden getoetst. Daarom bestond er principieel bezwaar tegen iedere inmenging in het interne leven van de vu van buitenaf. De vrijheid om zo het onderwijs in te richten behoorde tot de grondrechten van het Nederlandse volk en hield nauw verband met de historische ontwikkeling van ons volk en daarom was dat recht in de Hoger Onderwijswet nader uitgewerkt en bekrachtigd. De nieuwe omstandigheden

81

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen