GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen duimbreed?! - pagina 219

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen duimbreed?! - pagina 219

De Vrije Universiteit tijdens de Duitse bezetting

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

TOEKOMSTPLANNEN

ting van het laboratorium was daarom niet meer geheel adequaat. In totaal werkten vier hoofdassistenten, een chef-assistent en twaalf assistenten, waarvan drie in opleiding op het instituut. In 1930 was men op het Paedologisch Instituut met een hoofdassistent en twee assistenten gestart. Vanaf 1936 werd in financieel opzicht quitte gespeeld, terwijl de onkosten van de jaren daarvoor volledig werden afgelost. In het eerste jaar van de oorlog daalden de inkomsten enigszins, maar daarna kwam weer een sterke opleving met batige saldi van bijna fi. 4 . 0 0 0 per jaar, met in 1942 zelfs een batig saldo van fl. 9.000. In Arnhem hielden de inkomsten ongeveer gelijke tred met de uitgaven van salarissen en belastingen. Het nadelig saldo in 1942 bedroeg daar slechts fl. 383,93. Al dit werk leidde er echter toe dat er sinds 1938 geen tijd meer was voor zuiver wetenschappelijk werk. Bovendien was er een sterk verloop van personeel; veel assistenten waren werkstudenten. Wel slaagde men erin de onderzoeksmethoden up to date te houden. Alleen Waterink zelf publiceerde nog wel wetenschappelijk werk. Sommige medewerkers moesten bovendien afhaken in verband met hun verzetswerk. Ir. W. F. Schut, één van Waterinks assistenten en later minister in het kabinet-De Jong, schreef hem op zijn vakantieadres in Veenendaal dat het hem speet Waterink te storen in zijn vakantie, maar dat hij niet meer durfde terug te komen op het laboratorium omdat hij bang was te worden ingerekend nu er een inval in het huis van zijn verloofde had plaatsgevonden. 51 Na de oorlog zou, zo meende Waterink, een echte opleiding voor christenpsychologen tot stand moeten komen, waarbij niet meer uitgegaan zou moeten worden van het werk van Freud, Adler en Jung. Dat betekende dat met ingang van 1946, naast de reeds bestaande mogelijkheid van een doctoraalexamen psychologie aan de vu, ook een kandidaatsfase zou moeten worden gestart, waarbij het Psychotechnisch Laboratorium volledig zou moeten worden ingeschakeld. Hierbij constateerde Waterink wel een ernstig probleem. De theoretische psychologie was op dat moment opgedragen aan Vollenhoven, de hoogleraar wijsbegeerte wiens onderwijs niets gaf van wat een praktische psycholoog behoefde. Daarom wilde Waterink het onderwijs in de praktische psychologie, de bedrijfspsychologie, de psychotechniek, de paedologie, de dieptepsychologie en de geschiedenis van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2002

Historische Reeks | 294 Pagina's

Geen duimbreed?! - pagina 219

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2002

Historische Reeks | 294 Pagina's