Kleine luyden in ontwikkeling - pagina 68
De Vrije Universiteit en de Derde Wereld 1955-2005
hora est
heengaan. Als uitkomst vindt hij dat er in die streken in Afrika op die wijze circa één trekvogel per drie akkers van elk 0,4 hectare beschikbaar is. Die vogels vreten de voor de oogst schadelijke sprinkhanen. Zo betekent het hoge aantal trekvogels bijzonder veel voor het goed gedijen van de Afrikaanse landbouw. Van Aardt schrijft: My stelling tien van 1968 kom dus daarop neer dat 1600 miljoen insek-vretende voëls in die landbou gebied in Afrika destyds meer gedoen het om insekplae te beheer as homo sapiens en sy regerings van Europa self. Sover ek daarvan bewus was is geen landbou-plaag beheer destyds aan Afrika deur Europese lande toegepas nie.31
Van alle stellingen uit het bovenstaande kader, geeft die van M. van der Ploeg uit 1963 goed de opvattingen weer van het ontwikkelingsbeleid aan de vu zoals dat zich nadien heeft ontwikkeld. Voor de internationale taak van de universiteit werd dienstverlening bij de opbouw en uitbreiding van het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden inderdaad als kernelement beschouwd. Ook het allereerst richten van dit dienstbetoon op Indonesië was een belangrijk element in het vu-beleid. Misschien is dat ook niet zo te verwonderen gegeven het feit dat Mels van der Ploeg 15 jaar in Nederlands-Indië gewoond heeft, en dat hij geparenteerd was aan prof. Louis Onvlee, de voorzitter van de senaatscommissie ‘ontwikkelingsgebieden’ die in 1960 werd ingesteld. Bij navraag over de achtergronden van de stelling geeft Van der Ploeg de toelichting, dat hij vooral ook het universitaire karakter van de taak bedoelde te benadrukken. Afgestudeerden zouden in een universitair kader moeten worden uitgezonden, en na enige maanden weer als staflid op de basis moeten kunnen terugkeren. Daarbij zouden dan andere stafleden hen in het ontwikkelingsland moeten opvolgen. Het gaat dus, net als in de stelling van Kramer, om een universiteitsbrede inzet in plaats van een uitzending op individuele basis.32 In het algemeen gesproken is natuurlijk niet te zien hoeveel denkwerk er achter de stellingen zat. Wel is soms vast te stellen dat de betreffende promovendus ook op een andere wijze een betrokkenheid bij ontwikkelingsproblemen heeft laten zien.33 Of de geciteerde ontwikkelings-stellingen op deugdelijke argumenten waren gebaseerd, valt echter niet meer na te gaan. Het is echter niet waarschijnlijk, dat elke promovendus voor het uitschrijven van de argumenten voor zijn
Kleine luyden in ontwikkeling; Perfect Service; pag 67
67
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 363 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 363 Pagina's