GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Peter Bak__Historische Reeks Deel 14 - pagina 139

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Peter Bak__Historische Reeks Deel 14 - pagina 139

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

eind goed...?

138

Posthumus, in 1972 overleden, de duur wilde beperken tot vier jaar, te bewerkstelligen door een verplichte propedeuse, scherpere selectiemomenten en beperking van de inschrijvingsduur. Het universitaire onderwijs diende een wetenschappelijke basis te verschaffen waarvoor vier jaar volstond; het ‘echte’ werk moest in de praktijk worden geleerd. Alleen uitblinkers wilde Posthumus toegang bieden tot een tweede studiefase, die binnen drie jaar met promotie moest worden afgesloten.2 Volgens Posthumus ging het wetenschappelijk onderwijs niet alleen mank aan doelmatigheid maar ook aan doelgerichtheid. Universiteiten moesten niet alleen tot een wetenschappelijke carrière opleiden. De modern-industriële samenleving had eveneens behoefte, of eigenlijk: méér behoefte aan alumni die geëquipeerd waren voor praktische beroepen als leraar, manager of beleidsmedewerker. Ten einde aan deze vraag te voldoen moesten universitaire studies een gedifferentieerder karakter krijgen, waarbij de meer maatschappijgerichte opleidingen samenwerking zouden kunnen zoeken met het hoger beroepsonderwijs. Dit laatste kreeg in april 1971 uitwerking in het wetsontwerp ‘Voorbereiding samenhang wetenschappelijk onderwijs-hoger beroepsonderwijs’. Het ontwerp kreeg twee maanden later Europese bijval, in de gedaante van een kritisch rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, getiteld Towards new structures of post-secundary education. Het rapport schetste een elitair en star wetenschappelijk-onderwijsbestel: onvoldoende gedifferentieerd en flexibel, slecht aansluitend op de behoeften van zowel de maatschappij als de studenten, met hun steeds specifiekere wensen tot zelfontplooiing.3 Deze manco’s werden eind 1971 ook gereleveerd in een rapport van de commissie-Ontwikkeling wetenschappelijk onderwijs, voorgezeten door de kort voor publicatie overleden priester-filosoof Ferdinand Sassen, hoogleraar in Nijmegen en Leiden. Universiteiten rustten studenten volgens de commissie te weinig toe tot deelname aan het maatschappelijk leven, tot ‘vakmanschap nodig voor welvaart en welzijn’. Naast zuiver-wetenschappelijk onderwijs, gericht op het aanleren van theoretische vaardigheden, zouden de universiteiten daarom tevens algemeen-praktische studieprogramma’s moeten aanbieden. Dit was grosso modo ook de strekking van het voorontwerp van wet ‘Ontwikkeling hoger onderwijs’ dat het demissionaire kabinet-Biesheuvel begin

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Historische Reeks | 401 Pagina's

Peter Bak__Historische Reeks Deel 14 - pagina 139

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Historische Reeks | 401 Pagina's