GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Barthianisme en katholicisme - pagina 45

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barthianisme en katholicisme - pagina 45

Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleeraar in de faculteit der godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie Calvijns commentaar op den brief aan de Collossenzen leest, bemerkt van deze dialectiek niets. Men identificeere met deze dialectische beschouwing niet de opvatting van Ds S. G. de Graaf, De genade Gods en de structuur der gansche schepping (Philosophia Reformata I, pag. 25 en: Christus en de wereld, 1939, pag. 83 vv.) omdat hier het historisch "vorher" der schepping en van den staat der rechtheid tenvolle wordt erkend en dus de verschillende teksten (Coll. 1, 1 Corinthe 8 vers 6; Hebr. 1 vers 1-4) niet heilshistorisch in den dialectischen zin worden geïnterpreteerd. Zie in dit verband ook de waardevolle opmerkingen van Zahn (Ewald), in zijn commentaar op den brief aan de Coloss., pag. 322 en J. A. C. van Leeuwen, Commentaar, 1926, pag. 163. 75) Over de dialectische beschouwing zie men nog K. Barth, Het Christelijk openbaringsbegrip, pag 16: over het "nieuwe" in de openbaring in Jezus Christus. .. "iets werkelijk nieuws, wat tevoren onbekend was, omdat het verhuld en verborgen was" treedt hier op het menschelijk vlak, zoodat "alleen wie van Jezus Christus weet, van openbaring weet" (19). Zie ook pag. 24: "Er zou geen openbaring zijn, als God niet zoo diep in onze diepte afdaalde, dat Hij ons ontmoette als een der onzen, in de volle afstand en nabijheid van het beeld des menschen. Er zou geen openbaring zijn, als Hij niet in alle opzichten een mensch zooals wijzelf en dus "vleesch" geworden zou zijn". Barth ziet geen derde mogelijkheid naast zijn opvatting (alle openbaring is verzoenende openbaring) èn die andere opvatting, die openbaring ziet als een "onverwachte en verrassende verschijning en ontdekking van een allerhoogsten trap in een overigens reeds bekende reeks ontwikkelingen" (Het Christelijk openbaringsbegrip, pag. 16). M. a. w. Barth kan geen plaats geven aan een historia revelationis. Er is slechts één openbaring nl. die in Jezus Christus en ... voorts kan men slechts spreken van "teekenen, getuigen en getuigenissen" der openbaring. (Idem, pag. 17). Beslissend wordt door deze visie op de openbaring en haar "teekenen" Barth's beschouwing over de tijden vóór en nà den "vervulden" tijd Jezus Christus bepaald (pag. 38). Hij beschouwt deze tijden vanuit het aspect der "verwachting" en der "herinnering" (Het Christelijk openbaringsbegrip, pag. 38 vvo en Barth, Dogmatik, 1938, pag. 77 vv.). Ook de Heilige Schrift is "teeken" der openbaring. Vgl. de Roomsche kritiek van Dr C. F . Pauwels, Gods Openbaring (De Kath. Kerk nr 27), pag. 15 vvo 76) "Zweifellos wird damit dem Menschen im Kosmos Erkenntnis Gottes und damit Gott Erkennbarkeit zugeschrieben." Dogmatik, 1940, pag. 131. 77) Barth, Dogmatik, 1940, pag. 131. 78) Barth wijst er steeds weer op, dat Romeinen 1 en 2 behooren tot het apostolisch "kerugma", hetgeen volkomen juist is, maar allerminst inhoudt, dat in dat "kerugma" niet van een algemeene openbaring kan worden gesproken. Vgl. E. Gerstenmaier, Die Kirche und die Schöpfung, 1938, pag. 28 vvo TIl) Barth, Dogmatik, 1940, pag. 133; vgl. Dogmatik, 1938, pag. 334-335. 80) Barth, Dogmatik, 1940, pag. 133. 81) Barth, Dogmatik. 1940, pag. 134. 82) Hiermee hangt ook samen het feit, dat Barth in Romeinen 2 vers 14 vvo niet gesproken acht over heidenen, maar over heidenchristenen, (Dogmatik, 1938, pag. 332) . Dit zijn dan de heidenen, in wie de profetie van Jer. 31 vs 33 in vervulling is gegaan. Vgl. ook W. Mundle, Zur Auslegung von Röm. 2, 13 vvo (Theol. Blätt., 1934, pag. 249 vv.). E . Schlink zegt van deze opvatting het volgende : "Die Problematik der natürlichen Gesetzerkenntnis könnte gelöst erscheinen, wenn Paulus Rom. 2, 14 vvo vom Christlichen Heiden spräche", maar aan deze opvatting staan, "so verlockend sie in der Einfachheit ihrer systematischen Konsequenzen ist, doch beachtliche exegetische

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1940

Inaugurele redes | 51 Pagina's

Barthianisme en katholicisme - pagina 45

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1940

Inaugurele redes | 51 Pagina's