Jaarboek 1925 - pagina 30

33

De Voorzitter gaf nu gelegenheid om te spreken over eenige feiten die in 1924 waren voorgevallen. Dr. J. G. S c h e . u r e r , van Eimelo, zegt, dat het met eenigen weemoed is dat hij zich geroepen voelt, in deze vergadering een woord te spreken. In het vier-en-veertigste verslag vindt Spr. licht en schaduw door een. Als schaduwzijde vindt hij vooral de financieele zorgen, waarin de vereeniging verkeert. Naast deze is er thans ook een schaduw van hoogere orde en grooter beteekenis voor de toekomst van onze V. U. De feiten zijn ons allen bekend. Uitvoerig tot in het kleine is ons de toedracht bekend geworden en het gevolg was, dat ons Geref. volk met droefheid en smart dit vernam. Wie ons Geref. volk kent en de liefde, die het had voor de V. U., wie weet, lioe er gestreden werd voor de V. U., die erkent, dat er een schaduw is geworpen over onze V. ü. Indien de Heere het niet verhoede, zouden wij worden afbrekers van het eens ons door God gegeven Geref. Hooger Onderwijs Ons past in deze tijden en in deze stonde diepe ootmoed voor God den Heere. Eerst de han.d in eigen boezem. Staan wij niet schuldig ? Hebben wij gewaakt en gebeden voor onze bestuurders, onze professoren, onze studenten. Wij moeten ons ootmoedig voor God in het stof buigen. Dan is er hoop voor de toekomst. Dan behoeven we niet te vreezen, dat de V. ü. verloren gaat, dan zullen wij weer kunnen zingen : Loof, loof den Heer, mijn ziel met alle krachten. Dan zullen wij weer staan als één geheel, één vaste veste tegen de vorsten dezer eeuw. Ons Geref. volk heeft gereageerd. Daarvoor mogen wij God dankbaar zijn. Als ons volk gezwegen had dan stond het er treurig voor, dan was de toestand ongeneeslijk. Ons volk heeft gezond gereageerd. Er was geen toon van bitterheid, wel van weemoed en smart. Ons Geref. volk kan echter niet rusten, voor het vertrouwen weer hersteld is. Wie daar anders over denkt, maakt zich schuldig aan grove onkunde en grenzenlooze oppervlakkigheid. Het volk, dat van zijn spaarpenningen afzondert voor de V. U., dat daarin zijn waarachtige liefde toont, kennen zij niet. Er is een antwoord gegeven door den Senaat en door de Directeuren en Curatoren. Spr. treedt in een beschouwing over deze antwoorden. Hij bespreekt eerst die van Directeuren en Curatoren. Daarin wordt toch aan ons volk iets gegeven, waaraan het behoefte nad, waardoor het vertroost werd. In dit antwoord wordt geponeerd de besliste stelling, dat allen, die werkzaam zijn aan de V. U. rekening moeten houden met de Gereformeerde zede. En ons Gereformeerde volk weet, wat dat is. En het dankt voor die uitspraak Directeuren en Curatoren. Duidelijk wordt uitgesproken, dat de handeling in strijd is met de Heilige Schrift. Ook voor die besliste uitspraak zeggen wij —'- met dank aan God — Directeuren en Curatoren oprechtelijk dank. 2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen