1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 20

12

wat betreft den opbouw der bevolking naar den leeftijd, ook zoodanige verschillen vertoonen, dat daaruit geheel of gedeeltelijk verklaard kan worden, dat Friesland en Groningen, wat betreft de kanker-sterfte, vooraan staan en Limburg en Drenthe geheel achteraan. Dit bleek mij inderdaad het geval te zijn. Ter illustratie zij opgemerkt, dat bij de laatste volkstelling de verhoudingscijfers van hen, die 80 jaar of ouder waren, in de verschillende provinciën waren als volgt: Friesland 9,68; Groningen 8,56; Zeeland 8,51; Noordbrabant 7,51; Utrecht 7,34; Gelderland 7,26 ; Zuidholland 6,82 ; Noordholland 6,38 ; Overijssel 6,26 ; Limburg 6,25 ; Drenthe 5,60, alle cijfers pro mille. Ter voorkoming van misverstand merk ik terstond op, dat eene curve, welke de kanker-sterfte aangeeft, geenszins uitsluitend of zelfs maar in hoofdzaak bepaald wordt door de sterfte bij de personen, die 80 jaar of ouder zijn ; de bejaarde personen, die echter den 80-jarigen leeftijd nóg niet hebben bereikt, geven door hun numeriek overwicht in deze den doorslag. Ten einde na te gaan in hoeverre de verschillen tusschen de provinciën in zake den opbouw der bevolking naar den leeftijd aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de verschillen in zake de kanker-sterfte heb ik voor alle provinciën berekend welke de opbouw der bevolking naar den leeftijd was zoowel bij de volksstelling van 1899 als bij die van 1909. Na de gemiddelden van beide cijfers genomen te hebben — in den loop van dat tiental jaren is de opbouw eenigszins gewijzigd — heb ik deze cijfers vermenigvuldigd met die, welke in tabel 111 voor elke leeftijdsklasse zijn aangegeven, en de producten getotaliseerd. Het trof eigenaardig, dat de op die wijze voor het eerstï decennium van deze eeuw voor Friesland berekende kanker-sterfte precies overeenkwam met die, welke in werkelijkheid is geconstateerd. Deze overeenkomst bleek echter van weinig waarde omdat ten aanzien van de overige provinciën belangrijke verschillen werden waargenomen. Uit de omstandigheid evenwel dat de provinciën, die volgens bovenbedoelde berekening een hooger kanker-sterfte zouden moeten hebben dan de gemiddelde (Friesland, Noordbrabant, Zeeland, Groningen en Gelderland) ook alle behooren tot die, welke in werkelijkheid eene meer dan gemiddelde kankersterfte vertoonen, en voorts uit het feit dat Friesland, welke provincie volgens mijne berekening louter uit hoofde van den op-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen