GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 267

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. H. STOUTHAMER

219

2. Door uit te gaan van het heden met zijn grote verscheidenheid aan microorganismen en dan terug te gaan naar het verleden. We zullen deze beide methoden achtereenvolgens bespreken. Fossiele vondsten van microorganismen Bij de bestudering van de evolutie van de eukaryoten heeft men veel nut gehad van fossiele vondsten. Voor de prokaryoten heeft men hier betrekkelijk weinig aan. Dit komt, doordat prokaryotische cellen weinig verschillen in vorm, zodat organismen met dezelfde vorm toch verschillend kunnen zijn. Door de geringe afmetingen van microorganismen zijn hun fossielen zeer moeilijk waarneembaar. Deze microfossielen kunnen op twee manieren worden waargenomen. In de eerste plaats kan men dunne coupes maken van gepolijst gesteente en deze met doorvallend licht bekijken in het lichtmicroscoop. Bij een tweede methode maakt men van het gepolijste oppervlak van een gesteente eerst een replica en onderzoekt die met het electronenmicroscoop. Deze methoden zijn in hoofdzaak ontwikkeld door Barghoorn en Schopf, die als de grondleggers van de paleomicrobiologie beschouwd kunnen worden. De oudst bekende levensvormen zijn waargenomen in een sedimentgesteente uit Swaziland (ZuidAfrika), waarvan de leeftijd geschat wordt op 3,1 a 3,2 miljard jaren. Bij deze zgn. „Onverwacht" en „Fig-Tree"- microfossielen treft men zowel organismen aan die lijken op bacteriën als op eencellige algen. Dat men hier inderdaad met microfossielen te maken heeft, blijkt o.a, uit het feit dat deze lichaampjes dezelfde morfologie vertonen als jongere en beter bewaard gebleven microfossielen uit het precambrium, dat ze geassocieerd zijn met koolstofbevattend materiaal en dat ze niet aanwezig zijn in stollingsgesteente van dezelfde plaats. Het belangrijkste argument voor de biologische oorsprong van bovengenoemde C-verbindingen is de verhouding van C-isotopen. Organisch materiaal bevat nl. altijd meer i^C en minder i^C dan het koolzuur van de atmosfeer, en deze overmaat aan 12c trof men ook aan bij het koolstofhoudend materiaal van deze sedimentgesteenten. Door de aktiviteit van sommige blauwwieren in ondiep water ontstaan zeer karakteristieke kalkafzettingen, die „stromatolieten" genoemd worden. De oudst bekende zijn gevonden in Rhodesië van een leeftijd van 2,6 miljard jaar. Microfossielen van blauwwieren zijn in grote aantallen gevonden in een ijzererts afzetting van Gunflint

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 267

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's