De Vrije Universiteit - haar ontstaan en haar bestaan 1880-1930 - pagina 170

DE LITTERARISCHE FACULTEIT

komen dan den voorhof der waarschijnlijkheid. Hij heeft

hun geleerd den eerbied voor het bewijs, maar ook den

eerbied voor de bewijsloosheid. Altemaal dingen, die hen

met hun jeugdige, naar populaire opvattingen georiën-

teerde inzichten desillusioneerden, maar waarvoor ze, man

geworden, hun leermeester dankbaar blijven zullen. Want

dan weten ze, dat men geen philoloog wordt door aan te

liggen op het zachte rustbed van het literair symposium,

maar door de manmoedig gedragen sudatio van de weten-

schappelijke palaestra. — Evenwel, niet alleen methode

gaf hij. Bij het onderwijs in het schier te groote aantal

onderdeelen der philologische wetenschap, wist hij aan, tot

in het schijnbaar minutieuze afdalende, nauwkeurigheid

van vorm belangwekkendheid van stof te paren. En ook

al was het den student vanwege de gedetailleerdheid der

behandeling niet steeds mogelijk terstond de beheerschende

gedachte te grijpen, later, wanneer voortgaande scholing

hem voerde naar punten, die hem wijder uitzicht gaven,

zag hij, hoe de details zich rijden en schikten tot een har-

monieus geheel, dat een eigen karakter vertoonde. Een

sprekend voorbeeld hiervan is Professor Woltjers boek:

,,Het Woord Gods en het woord der menschen." Aan den

eenen kant Fundgrube van details, zij het vooral in de

aanteekeningcn, aan de andere zijde van de eerste tot de

laatste bladzijde gedragen door één centrale gedachte. En

dat het adstrueeren van die gedachte getuigt van een op-

vatting, die inzake de verhouding van Hellenisme tot

Christendom vierkant ingaat tegen wat de grooten op het

terrein dezer studiën voor waar of waarschijnlijk houden,

is omgekeerd weer teekenend ook voor het kathederonder-

wijs van den hoogleeraar. Zooals hij eens met nietsontziende

logica Nordens opzienbarend boek over den Onbekenden

God in het hart heeft aangetast en al was het alleen daar-

door reeds heeft aangetoond het onschatbare belang van de

beoefening der philologie op den grondslag van Gods

156

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen