Vijfenzeventig jaar Vrije Universiteit - pagina 116
Gedenkboek bij het vijfenzeventig-jarig bestaan der Vrije Universiteit te Amsterdam
die feiten bepalen, soms ook zeer beslist niet. Vaagheid? Goed, antwoordt
Lohman, maar die is dan zo van God gewild. Voor zijn juridisch onder-
wijs betekende dit voor Lohman, dat heel veel colleges zonder enig
bezwaar aan een niet-Christelijke universiteit gevolgd konden worden.
Evengoed als een ongeloovige ons de wetten, welke in de physieke
wereld gelden, of de indeelingen, die de mensch op het gebied van
botanie of anatomie pleegt aan te nemen, kan uitleggen, kan een on-
geloovige ons vertellen, welke is het verband der wetsbepalingen die
betrekking hebben op het huwelijk, den eigendom, de overeenkomsten
of grondwettige instellingen.
Men begrijpe dit goed: Lohman was geenszins als zij, die gespot
hadden met Christelijke wiskunde of Gereformeerde botanie. We bren-
gen in herinnering, wat in hoofdstuk vijf werd beschreven: hoe Lohman
op de vraag, of aanvullend onderwijs niet beter zou zijn geweest dan
het stichten der Vrije Universiteit, geantwoord had: Kan men elkander
aanvullen, als men lijnrecht tegenover elkander staat? Lohman wenste
bij zijn onderwijs wel degelijk rekening te houden met de vreze des
Heren, die ook voor hem het beginsel der wijsheid was. Maar dat be-
ginsel sprak bij de verschillende onderdelen van een vak lang niet even
sterk, omdat Gods Woord zich over heel veel zaken niet uitspreekt.
Voor hem had het iets geforceerds nu de Gereformeerde traditie gezag
toe te kennen op punten, waar de bijbel geen bepaald uitsluitsel gaf.
Men is niet Gereformeerd, omdat men het eens is met Calvijn of in
der Gereformeerden zienswijze is ingedrongen, maar men handelt
Gereformeerd zoodra men enkel steunt op Gods Woord en zich door dat
Woord laat bezielen . . . Indien men hiertegen te gemoet voert, dat op
die wijze alles op losse schroeven komt te staan en het onderwijs aan
onze V.U. een vasten grondslag zal ontberen, dan antwoord ik in de
eerste plaats, dat een Gereformeerd man nu eenmaal dit standpunt heeft
ingenomen. Maar bovendien klinkt die tegenwerping mij óf als onge-
oorloofd wantrouwen in de leidingen Gods met de menschen in de ooren,
óf als toekenning van een gezag aan de wetenschap, dat aan deze niet
toekomt. . . ^oo wordt dan onwillekeurig menschelijke wijsheid de
grondslag van ons verder onderwijs. Ik daarentegen meen, dat alle
onderwijs moet uitgaan van feiten. God gaf ons in ^ijn Woord niet e ene
enkele definitie.
De afloop van dit proces kon niet twijfelachtig zijn: de beide
Lohmans — de jonge Lohman was juist kort tevoren van buitengewoon
tot gewoon hoogleraar geworden — namen hun ontslag en de algemene
112
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1955
Publicaties VU-geschiedenis | 238 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1955
Publicaties VU-geschiedenis | 238 Pagina's