De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 396
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
Cultuurgeschiedenis van het Christendom. Waterink had Schilder om
zijn medewerking gevraagd, maar deze had die geweigerd vanwege
de grote inbreng van Katholieken en Barthianen in het concept en
ook, omdat Vollenhoven en Dooyeweerd zelfs niet waren gevraagd
om mee te doen. Het werk verscheen pas tien jaar later, met een
bijdrage van Kohnstamm over 'Hedendaagse wijsbegeerte en
ChristeUjk geloof.'
Toen Kohnstamm aan die bijdrage werkte, zocht hij in augustus
1950 contact met Dooyeweerd. Hij wilde de hedendaagse wijsbe-
geerte afgrenzen ten opzichte van drie voorafgaande perioden, de
antieke fase, die van de middeleeuwse filosofie en die van
Descartes tot het neo-Kantianisme. Deze derde fase zou thans
afgesloten zijn. Aan Dooyeweerd schreef hij: 'De komende vierde
periode heb ik gekarakteriseerd als gekomen tot het fundamentele
inzicht, dat alle wijsbegeerte op boven-theoretische overtuiging en
dus op een geloof moet opgebouwd worden.' In verband daarmee
wilde Kohnstamm de vier grondmotieven van Dooyeweerd met deze
vier fasen verbinden, zodat het christelijk grondmotief van
schepping, zondeval en verlossing tot de vierde fase behoorde:
'Want we zijn het er waarschijnlijk over eens, dat ernstige pogingen
om 2e (het christelijk grondmotief) uit te werken, tevens pas van
deze eeuw zijn.'
Na enig overleg stemde Dooyeweerd met de tekst van
Kohnstamm in, terwijl ze verder correspondeerden over het
tijdsprobleem en het dogmatisch exclusivisme. Toen schreef
Kohnstamm op 11 januari 1951: 'Ik loop rond met het stoute plan
om voor de feestbundel voor Waterink, die in voorbereiding is, als
onderwerp op te geven: De plaats der paedagogiek in de Wijsbe-
geerte der Wetsidee. En je zult wel begrijpen, dat ik juist hieraan
niet graag begin zonder een rustig onderhoud met jou.' Hij had nog
de aangenaamste herinneringen aan de avonden in de herfst van
1945, die hij had doorgebracht in de studeerkamer van
Dooyeweerd.
Kohnstamm wilde graag de antropologie van Dooyeweerd
bestuderen en daarom, zo mogehjk, het manuscript lenen van
Reformatie en Scholastiek. Hij schreef: 'Ik voel een grote
verwantschap in het hele klimaat van onze gedachten. En ik zou dat
graag op goede gronden in mijn bijdrage voor de Waterink-bundel
tot uitdrukking brengen.'
390
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's