Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 73
UvA, legitimeerde de WR daarmee de in redelijk goede harmonie tussen VU en UvA
tot stand gekomen afwijking van het herstructureringsmodel op het terrein van de
EPM. Aan de VU kwam, ondanks het feit dat in oktober 1974 de ertskundige
Zakrzewski benoemd was, met Westra en Maaskant het accent op de petrologie te
liggen Die oriëntatie werd verder bevestigd toen, na verschillende tegenslagen in
de benoemingsprocedure, m de zomer van 1980 Jacques Touret in de vacature
Uytenbogaardt benoemd werd Hij was bepaald geen ertskundige zijn onderzoek
was gericht op de studie van vloeibare insluitsels m metamorfe gesteenten en daar-
mee primair petrologisch van aard.
Wiggers had aan het aanvaarden, per 1 mei 1977, van de functie van algemeen
directeur van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer de voorwaarde gekoppeld dat hij
nog gedurende vijfjaar als buitengewoon hoogleraar (met een werktijdfactor van
0,2) aan de VU verbonden zou kunnen blijven. Zowel de VU als de WR stipuleerden
dat het ordinariaat in de fysische geografie en Kwartairgeologie structureel gehand-
haafd diende te worden maar stemden in met onderbezetting (m de vorm van een
lectoraat) naast het extraordinariaat van Wiggers. In 1978 volgde de benoeming van
de auteur tot lector m de fysische geografie en Kwartairgeologie Per 1 januari 1980
werden bij ministerieel besluit alle zittende lectoren, met behoud van salarisschaal,
gepromoveerd tot hoogleraar. De gelukkigen binnen de VSF waren Levelt,
De Ridder, Roeleveld en, nog voor het ingaan van zijn benoeming, Simmers.
71
In de late jaren '70 baarde inmiddels de omvang van het bestand aan niet-weten-
schappelijk personeel, meer nog dan dat aan WP, de nodige zorgen. Beschikbaar
komende formatieplaatsen waren in de voorafgaande jaren, gezien de toestroom
van studenten en de aandrang om numeri fixi te voorkomen, primair benut voor
de aanstelling van wetenschappelijk personeel Verdere uitbouw van het onderzoek
vergde uitbreiding van technisch, analytisch en administratief personeel. In het
kader van de landelijke herstructurermgsovereenkomst was, informeel, uitgegaan
van een WP/NWP ratio van 1 1. Rond 1977 werd duidelijk dat het departement, dat
met toenemende financiële problemen werd geconfronteerd, nauwelijks mogelijk-
heden zag om het nog ontbrekende aantal NWP posities (17 in totaal waarvan m
beginsel 7 ten behoeve van de VU) te fourneren.
Het departement bevond zich in een lastige spagaat. Enerzijds was het
gehouden om als betrouwbare overheid de toezeggingen in het kader van de
herstructurermgsovereenkomst gestand te doen Maar anderzijds moest het
op benaderingen zinnen om het WO betaalbaar te houden. In 1978 werden
met de instellingen meerjarenafspraken gemaakt waarin de omvang van de
toe te wijzen formatie gekoppeld werd aan op te nemen aantallen studenten
(waarbij de vraag aan de orde kwam of deze afhankelijk moesten worden
gesteld van een gepercipieerde maatschappelijke behoefte) en aan een, geli-
miteerde, omvang van de onderzoekscomponent Modelmatig dreigde een en
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's