Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 164
mie aan dit onderzoek niet veel eer te behalen is. De processen zijn dermate com-
plex dat het onderzoek (noodgedwongen) verzandt in een regionaliserend-geosta-
tistische benadering (promotieonderzoek van Maarten Hendriks, waarin Seyhan
een belangrijk aandeel heeft).
Maar het zijn niet zozeer de problemen rond het Luxemburg-project die verhinde-
ren dat er werkelijk gemeenschappelijk beleid van de grond komt (ook al vindt
men elkaar in het kader van het Voorwaardelijk Gefinancierd Onderzoek onder de
noemer "Regionale Hydrologische Systemen"). In het algemeen heeft de weten-
schappelijke staf er, na het grotendeels loslaten van de banden met Engelen, wei-
nig behoefte aan de nieuw verworven individuele vrijheid prijs te geven. Men acht
zichzelf, veelal niet ten onrechte, wetenschappelijk voldoende aan de maat om ook
zonder gedetailleerde supervisie aan hoge kwaliteitseisen te kunnen (gaan) voldoen.
Het vereist een bijzonder soort van, gematigd maar wetenschappelijk erkend, lei-
derschap om het geheel van hooggekwalificeerde individualisten meer te doen zijn
dan de som van de delen. De Vries, die begin jaren '80 die functie had kunnen
vervullen, vertrekt in 1982 voor ruim vier jaar naar Botswana. Na zijn terugkeer in
1987 neemt hij uiteindelijk alsnog het leiderschap van de hydrologische groep op
zich, een situatie die bevestigd wordt door zijn benoeming (1989) tot bijzonder
hoogleraar (en vervolgens in 1996 tot gewoon hoogleraar).
In de tussentijd was er in tot in de tweede helft van de jaren '80 van gezamenlijke
162 onderzoeksactiviteiten van de vakgroep weinig terecht gekomen. Engelen ging zijn
eigen weg met een onderzoek naar de water- en nutriƫntenbalans van de Loos-
drechtse plassen. Daarnaast promootte hij met succes bij de Dienst Grondwater-
verkenning de 'regionale systeem analyse' bij de grondwaterkartering. Daarbij
werd de hydrologische situatie niet per kaartblad maar per hydrologisch systeem
beschreven. Maar eigenlijk was 1980-1987 vooral de periode waarin de meest
vooraanstaande medewerkers zich, na hun promotieonderzoek, verder hebben
kunnen ontwikkelen tot internationaal gerespecteerde specialisten. Zij gaven
gestalte aan de volgende programma's:
1 Ontwikkeling van Remote Sensing methoden voor bepaling van uitwisseling
van vocht en energie aan het landoppervlak (Van de Griend);
2 Hydrologie van tropische bossen (Bruijnzeel);
3 Grondwatervoorkomens en grondwateraanvulling, vooral in (semi-)aride
gebieden (De Vries).
4 Ontwikkeling van hydrochemische proces- en transportmodellering (Appelo);
5 Ontwikkeling van computerprogramma's voor grondwatermodellering van
inhomogene aquifers (Hemker).
Dit geheel aan programma's bood goede wetenschappelijke perspectieven in de
zin van vernieuwing door gebruik te maken van nieuwe analyse-, meet- en reken-
technieken en leverde in de periode m i d d e n j a r e n '80 tot m i d d e n j a r e n '90 boven-
dien aanzienlijke (vooral 3e-geldstroom) inkomsten op. Maar tot een verdere inte-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
![Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 164](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/publicaties-vu-geschiedenis/aardwetenschappen-aan-de-vrije-universiteit-1960-2001/2005/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's