GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 330

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 330

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

326 V F Reflectie

trale Interfaculteit waren. Niet anders was het bij de vakfïlosofen Davidse, Blauw,

Griffioen, Sanders, Kirschenmann, Metz, Broekman en Kee, die - met uitzonde-

ring van Griffioen en Kee - de reformatorische wijsbegeerte niet waren toegedaan.

Men hoefde dus geen aanhanger van de reformatorische wijsbegeerte te zijn om de

wijsgerige vorming en de vakfilosofïsche richtingen daadwerkelijk te steunen. Ove-

rigens namen de docenten van de vakfilosofïsche richtingen, behalve Griffioen en

Kee, in de bestuurlijke gang van zaken van de Centrale Interfaculteit doorgaans

slechts een marginale plaats in.

De jongere docenten in de Centrale Interfaculteit speelden aanvankelijk een min-

der prominente rol in de faculteit dan de oudere hoogleraren. Van der Hoeven, Klap-

wijk, Bos en Griffioen behoorden tot de school van de reformatorische wijsbegeerte,

De Deugd, Van Olst en Aertsen niet. Met uitzondering van De Deugd zouden zij

allen decaan worden. Bos was als bestuurder en in zijn standpuntbepaling in religi-

euze en pohtieke kwesties een uitgesproken volgeling van Van Riessen. Evenals Van

der Hoeven, Klapwijk en Griffioen ging hij in filosofisch opzicht echter zijn eigen

weg. Zij bleven trouw aan bepaalde grondideeën van de reformatorische wijsbegeer-

te, maar traden ook met een zekere vrijmoedigheid buiten haar geijkte denkkaders en

stonden open voor communicatie met andersdenkenden. Aertsen was in zijn onder-

zoek bezig met fundamenteel-religieuze ideeën van de transcendentalia, terwijl Van

Olst filosofie en spiritualiteit aan elkaar relateerde. Ook al gingen deze jongere do-

centen in hun bestuurlijke aanpak en in hun onderwijs en onderzoek zelfstandig te

werk, zij zouden zich tegenover de oudere hoogleraren niet confronterend opstellen.

Het faculteitsbestuur bepaalde het beleid inzake het facultaire onderwijs en on-

derzoek en (in samenwerking met de desbetreffende faculteiten) de wijsgerige vor-

ming en de vakfilosofische richtingen. Gedurende de hele periode van het bestaan

van de Centrale Interfaculteit bestond het bestuur uit leden van de faculteit die

- hoewel zij niet allen de reformatorische wijsbegeerte waren toegedaan - aan de do-

minantie van deze wijsbegeerte niet konden ontkomen. Ook met het instellen van

de faculteitsraad in 1972 - het hoogste facultaire bestuursorgaan, waarin de leden

van de wetenschappelijke staf een reglementaire meerderheid had - bracht in deze

situatie geen verandering. Met name Van Riessen was in de faculteit prominent aan-

wezig en hij maakte gedurende vele jaren deel uit van de faculteitsraad.

Na het emeritaat van Van Riessen en Troost in het begin van de jaren tachtig wer-

den hun leerstoelen opgeheven. Er vielen gaten op het terrein van de systematische

en cultuurfilosofie en dat van de wijsgerige ethiek, die de dominantie van de refor-

matorische filosofie aantastten. Daarmee begon de beeldvorming van de faculteit

naar buiten enigszins te veranderen, maar niet ingrijpend. Het zou nog geruime tijd

duren voordat in de faculteit, onder de naam Faculteit der Wijsbegeerte, een andere

wind ging waaien.

Het verdwijnen van de Centrale Interfaculteit aan de Nederlandse universiteiten

heeft niet geleid tot een massaal protest van de filosofen. Velen van hen vonden het

wel goed, vooral omdat zij de Centrale Interfaculteit als een mislukking beschouw-

den. Haar interfacultair en centraal karakter was aan de meeste universiteiten niet

bevredigend gerealiseerd. Had men bij de start van de Centrale Interfaculteit ver-

wacht dat de wijsgerige antropologie en ethiek een algemeen vormende betekenis

zouden krijgen, omdat antropologische en ethische vragen in alle wetenschappen

aan de orde behoorden te komen, velen waren in deze verwachting teleurgesteld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 330

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's