Een handvol filosofen - pagina 50
Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012
46 I Fragiel hegm(i 880-1918)
Immers het ligt in den aard van beginselen, dat zij niet gevonden worden na een uit-
gebreid onderzoek van allerlei detailvragen, maar dat ze omgekeerd als lichten op
ons pad gebruikt worden'. Even verder merkte hij echter expliciet op: 'wat echter
niet uitsluit, dat nader onderzoek de waarheid der beginselen, waar men van uitging
weerlegt'.'''
Op dat kritisch onderzoek naar het waarheidsgehalte van beginselen kwam Wol-
tjer enkele jaren later terug. In zijn oraiie Ideëel en reéel uit 1896 zei hij: 'Wij, hoog-
leeraren aan de Vrije Universiteit, hebben de roeping, om, voor zoover onze krach-
ten en gaven reiken, de diepste beginselen onzer wetenschap zoo zuiver mogelijk op
te sporen en in 't licht te stellen'.'' Interessant is dat hij deze uitspraak deed in een
context die ging over filosofische reflectie. Voorafgaande aan die uitspraak had hij
namelijk gezegd dat 'de beginselen, de eerste begrippen, die aan ... elke wetenschap,
ten grondslag liggen' een kwestie waren van een 'wijsgerige beschouwing'. En even
verder zei hij: 'wie de wetenschap eert als een gave Gods, kan de wijsbegeerte niet
minachten, die van het gebouw der wetenschap zoowel de grondslag is als de vol-
tooiing'.''* Uit deze woorden blijkt dat volgens Woltjer het onderzoek naar de gere-
formeerde beginselen vooral een filosofisch onderzoek moest zijn.
Woltjer was een vertrouweling van Kuyper. Hij was bij de voorbereiding van de
genoemde stellingen betrokken geweest. Voor zover die stellingen gingen over het
onderzoek naar de kennis van de gereformeerde beginselen, was echter hoofdzakelijk
sprake van een theologisch-historisch onderzoek. In hoeverre we de opmerkingen
in zijn rede uit 1896 moeten interpreteren als een correctie dan wel een aanvulling of
een combinatie van beide is niet duidelijk. In elk geval blijkt in zijn laatstgenoemde
rede dat Woltjer de kennis van de gereformeerde beginselen en het eventueel weer-
leggen ervan hoofdzakelijk beschouwde als kwesties van filosofisch onderzoek.
Het historisch onderzoek zou er - zoals gezegd - niet komen en het door Woltjer
bepleite filosofisch onderzoek ook niet - althans voorlopig niet. Het zou dertig jaar
duren voordat twee hoogleraren in de filosofie, Vollenhoven en Dooyeweerd, elk
op eigen wijze, deze taak op zich zouden nemen.
9 Toepassing van gereformeerde beginselen zonder filosofisch onderzoek
Wat zich in de senaat had afgespeeld was vertrouwelijk, maar de politieke breuk
tussen Kuyper en De Savornin Lohman was een publiek feit dat in de achterban
van de universiteit tot grote beroering had geleid. De kwestie-Lohman kwam aan
de orde op de jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Ge-
reformeerden Grondslag, die op 27 juni 1895 werd gehouden in het Scheveningse
hotel Seinpost.
De jaarvergadering stond onder leiding van Kuyper. Elk jaar besloot het college
van directeuren wie van de hoogleraren zou worden gevraagd om de jaarvergade-
ring van de vereniging voor te zitten. In 1895 viel de eer te beurt aan Kuyper. Wel-
licht hadden de directeuren als overweging dat juist in een tijd van crisis Kuyper als
92 Woltjer, 'De wetenschap van den Logos', p. i.
93 Woltjer, 'Ideëel en reëel', pp. 179-180.
94 Woltjer, 'Ideëel en reëel', p. 181.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's