GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 261

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 261

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J J. A. Aertsen: met middeleeuwse filosofie van Amsterdam naar Keulen 257

komt aan het zijnde toe in relatie tot iets anders, namelijk in relatie tot de kennis, tot

het verstand.'' Vandaar dat Aertsen stelde: 'Wezenlijk voor waarheid is niet alleen de

transcendentaliteit, maar ook de relationaliteit. Het grondwoord "waarheid" zegt

iets over de zijnswijze van het zijnde, nl. z'n openbaarheid voor het verstand'.^" Ver-

volgens bleek dat Thomas de transcendentale bepaling 'waar' had gesitueerd in rela-

tie tot het menselijk kenvermogen, het verstand. De mens wordt gekenmerkt door

een openheid van geest, waardoor hij kan samenkomen met elk zijnde. 'Waar' komt

tot uitdrukking in een betrokkenheid op de mens en vraagt als zodanig om een men-

selijke activiteit, m casu de act van het intellect."

Elke theorie omtrent waarheid heeft normativiteit nodig. Een act van het intellect

kan inadequaat zijn of een miskenning bevatten. Daarom moet in het begrip waar-

heid een maatstaf begrepen worden voor de relatie tussen ding en verstand. Deze

maatstaf heeft betrekking op de ordening tussen ding en verstand en in dit orde-

ningsproces moet het intellect in zijn receptiviteit recht doen aan de dingen.-^

In het vervolg van zijn rede beschreef hij aan de hand van Thomas, dat een nadere

plaatsbepahng van de waarheid resulteert in de bevinding dat waarheid pas ontstaat

met het woord dat de dingen benoemt en dat de werkelijkheid openbaar maakt. Ten-

slotte impliceert Thomas' notie 'waar' de betrekking tot de goddelijke Logos en de

identiteit met God zelf. In zijn rede plaatste Aertsen de integrahteit van het waar-

heidsgebeuren bij Thomas in het licht. Vaak impliciet, soms expliciet liet hij zien dat

veel moderne concepten van waarheid reducties zijn van deze integrale waarheidsop-

vatting. Aan het eind van zijn rede erkende hij dat er een parallellie bestond tussen

deze integrale waarheidsopvatting en het genoemde synoderapport over relationele

waarheid.^'

Johannes Adrianus Aertsen, o p 7 september 1938 in A m s t e r d a m geboren, deed in

1956 eindexamen gymnasium-alfa en ging naar de Vrije Universiteit, waar hij be-

gon met de studie politicologie, en na korte tijd overstapte naar geschiedenis. O m

financieel r o n d te k o m e n greep hij in 1965 zijn kans o m v o o r halve dagen admini-

stratief medewerker te w o r d e n bij de afdeling Studentenvoorzieningen, waar hij

werd belast m e t de voorbereiding van de bestuursstructuur, inspraakprocedures

en andere o n d e r w e r p e n betreffende de bewoonbaarheid van het nieuwe studen-

tencomplex Uilenstede. N a verloop van tijd bleek deze baan zozeer ten koste te

gaan van zijn studie, dat hij er in 1968 mee ophield. O m d a t hij had gekozen v o o r de

middeleeuwse geschiedenis en filosofie, k w a m hij in het vaarwater van prof. Smit

terecht - een leermeester die hij zeer respecteerde. D a t hij in 1970 in de Centrale

Interfaculteit student-assistent van Smit k o n w o r d e n , was v o o r h e m wetenschap-

pelijk interessant. N a het doctoraalexamen geschiedenis (met geschiedenis van de

middeleeuwen als hoofdvak en filosofie van de middeleeuwen als bijvak), dat hij

in 1971 cum laude haalde, werd hij in hetzelfde jaar benoemd tot wetenschappelijk

medewerker voor middeleeuwse filosofie. D a t hij geen aanhanger was van de calvi-

nistische wijsbegeerte, v o r m d e geen belemmering v o o r zijn benoeming.

19 hensen. Middeleeuwse beschouwingen, pp 9-10.

20 Aertsen, Middeleeuwse beschouwingen, p. n . In verband met de transcendentaha en de genoemde relationa-

liteit, zie ook Aertsen, 'Het zijnde en het goede zijn omkeerbaar', pp. 32-45.

21 Kr^s^n, Middeleeuwse beschouwingen, pp. 12-13, ^y

11 Kertstn, Middeleeuwse beschouwingen, pp. 16-17

23 Aertsen, Middeleeuwse beschouwingen, p. 24

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 261

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's