GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 234

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 234

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

230 V B Filosofen van de systematische vakken

pedagogen. In 1973 werd hij wetenschappelijk medewerker.'^ Troost zelf gaf het

onderwijs in de sociale ethiek voor de derdejaars pedagogen en andragogen en voor

de kandidaats- en doctoraalstudenten van de Centrale Interfaculteit.

In zijn collegedictaten werkte Troost zijn opvattingen over ethiek meer gedetailleerd

uit dan hij had gedaan in zijn proefschrift." Hij bleef vasthouden aan de ethiek als een

vakwetenschap, die in de eerste plaats de eigen aard en plaats van het morele aspect van

de liefde van samenlevingsrelaties onderzoekt, en in de tweede plaats diverse relaties

waarmee dit aspect samenhangt met andere aspecten bestudeert. Deze opvatting van

ethiek als aspectwetenschap betekende volgens Troost dat de ethiek zich hoofdzake-

lijk zou bezighouden met de analyse en vorming van begrippen en dat zij als zodanig

een theoretische wetenschap was. Vervolgens zou een bredere uitwerking van de

ethiek als vakwetenschap plaatsvinden in de filosofische ethiek die hij bij voorkeur

praxeologie noemde. Hoewel praxeologie op de menselijke levenspraktijk. At praxis,

was gericht, noemde Troost haar geen praktische filosofie. In zijn opvatting hield de

praxeologie een toeschouwende distantie ten opzichte van het maatschappelijk hande-

len, had zij de functie van een filosofische bezinning op dit handelen en was zij als zo-

danig theoretisch van aard.

In de praxeologie kwamen volgens Troost enkele fundamentele filosofische onder-

werpen aan de orde: de wijsgerige kosmologie, wijsgerige antropologie en wijsgerige

sociologie. Het meest fundamenteel en omvattend was de kosmologie die de onderling

samenhangende ideeën omtrent de oorsprong, zin-verscheidenheid, zin-samenhang en

bestemming van al het bestaande omvat. Vervolgens werd in de kosmologie de aan-

dacht vooral geconcentreerd op de mens, omdat hij in de kosmos een uitzonderlijk be-

langrijke plaats inneemt. Uit deze toegespitste aandacht voor de mens ontstond de filo-

sofische leer van de mens of de wijsgerige antropologie die nauw zou aansluiten bij de

wijsgerige sociologie.

Troost sprak over de antropologie als een filosofische leer van de structurele op-

bouw van de mens, waarin hij verschillende dieptelagen onderscheidde: aan hande-

lingen lagen acten (intenties) ten grondslag en op een dieper niveau individuele en so-

ciale disposities (factoren van aanleg, karaktereigenschappen, gewoonten). Op een

nog dieper niveau lag het individuele en sociale ethos (gezindheid, mentaUteit, grond-

houding), dat hij onderscheidde van het hart als het religieuze centrum van het men-

selijk bestaan.'** De wijsgerige sociologie bestudeerde de tussenmenselijke relaties en

verbanden naar hun structurele verscheidenheid en de bij deze verscheidenheid be-

horende gedifferentieerde normen en gedragsregels. De antropologie en de wijsgeri-

ge sociologie hingen in zijn praxeologie nauw samen, omdat geen mens zonder rela-

ties met medemensen kon bestaan en omdat relaties en verbanden niet konden

bestaan zonder te erkennen dat mensen - met inachtneming van de gecompliceerde

opbouw van de dieptelagen van hun mens-zijn - op elkaar reageerden.

Kortom, Troost beschouwde de ethiek als een theoretische wetenschap met een

beperkt terrein van onderzoek, die haar theoretisch-filosofische uitwerking moest

krijgen in de praxeologie. De ethiek en de praxeologie waren volgens hem niet recht-

streeks op de praktijk gericht en zij konden daarom niet resulteren in beleidsadvie-

zen en gedragsregels.

92 Deze drie medewerkers kwamen ten laste van de formatie van de GIF.

93 Zie vooral zijn dictaten over praxeologie (1978 en 1980), in archief Troost, doos 18 en 19.

94 Zie Troost,'Ethos', pp. 172-179.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 234

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's