GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Op de Vlaamsche Binnenwateren”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Op de Vlaamsche Binnenwateren”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na liet afzonderlijke artikel over het tragische element in Streuvels' „De Oogst", dat we, als antwoord op een ons gestelde vraag, in het vorige nlimmer plaatsten, komen we thans tot de bespreking van Streuvels' nieuwe boek: „Op de Vlaamsche Binnenwateren" 1), de beschrijVing van een zwerftocht per motorboot over de Vlaamsche rivieren en kanalen.

Lectuur, als ons mer'worat geboden, is onder de Vlaamsche schrijvers zeer populair. Zij hoaiden ervan, om in gezelschap van kunstvrienden er op uit te trekken, ten einde samen te genieten van de gezelligheid, die het-onder-elkaar-zijn biedt en van zulke tochten vertellen ze gaarne in hun sappige, teekenende taal. Maar, dergelijke expedities hebben in den regel ook een anderen, dieperen grond. In lederen echten Vlaming leeft een groöte liefde voor het wijde, mooie Vlaamsche land. Er is in hem een trek naar „'den huiten", naar de bloeiende, gouden akkers, de verre'"iiitzichten, ide simpele landwegjes en vergeten hoekjes. Hij gevoelt telkens weer de behoefte aan een opnieuw doorleven van de schoonheidsimpressie, die het eigen land met z'n eigen schooai hem biedt. En als hfl dan met z'n vrienden uitzwermt over de wegen of vaarten zoekt hij zeker het vrienden-jolijt, dat de Vlaming zoozeer apprecieert, maar niet minder de bevïediging van den in hem levenden drang, om samen met z'n v'rienden, menschen als hij zelf, de oude en toch altijd nieuwe hekoring te doorleven van het Vlaamsche schoon.

De Vlaamsche boeken bewijzen dit:

Men leze maar eens Buysse's „Vroolijke Tocht", de beschrijving van een automobielrit langs de wegen en door de karakteristieke steden, , , Uit het Nethedal" van Frans Verschoren, „Anne-Marie" van Timmermans en van Streuvels zelf „Langs de wegen", „Zomerland", „Land en Levien in Vlaianderen" e.d-, elk op zichzelf de smeuiïge mededeeling van dergelijke , toch.tenJ^ekl^ur.d ..met.-alv'de. .sjemmingseffecten, doen doorleven-d; ^9ilS^sp^^^? §ffio!0iSe(É.^lieeft " •

Het zijn juist deze A^'Iaamsche boeken, die de meer verhalende, de romans dus, zoo men wil, hun achtergrond geven. We kennen het Vlaamsche land, hebben met schier iederen Schrijver langs de .wegen en door de steden geloopen, hebben gekeken naar wat zij in' enthousiaste bewoording ons aanwezen — en daardoor zijn de schoonheden van verleden en heden voor ons gaan leven, zoo, , dat we aanstonds ons thuis voelen als Thiiy ons het stadje Lier binnenleidt en Salibe ons voorgaat door Brugge-

De Vlaamsche tocht-beschrijvingen vormen aJzoo een zeer belangrijk deel Van de moderne Vlaamsche prozakunst-

„Op de-Vlaamsche Binnenwateren" is de nieuwste proeve van dit soort en, laat ons het aanstonds zeggen, zeker niet de minste.

Het vertelt hoe de Schrijver, Streuvels zelf dus, met een drjetal vrienden, allen kunstsdhilders, een week-reis ondernamen in een motorboot „Het Haantje". De tocht. — het blijkt al uit de allereerste pagnia's van het hoek — had het tweeërlei doel, dat we zoo juist omschreven: „om er eens uit te vliegen en gevieren, gelijk wij hier liu zaten, opi reis te gaan", maar ook, , , nieuwe indrukken opi te doen", „naar schilderachtige onderwerpen te zoeken", bekend schoon opnieuw te genieten.

De automobiel van een hunner — Streuvels zelf blijkbaar — zou langs de wegen de boot volgen; om de schepelingen snel te verpilaatsen, als een hotel moest worden gezocht of de maag haar reclhten gelden deed — ook op reis kan de Vlamingi niet buiten de „goesting" van den overvloedigea maaltijd —, een heele lading doek, ramen, kleuren, gereedschap en v^erdere benoodigdheden werd ingeladen en de tocht nam een aanvang.

„De Groote" was kapitein, „de Gladde" stuurman en „de Kleine en , , de - Stille Getuige" passagiers (andere namen dan deze krijgen we niet te lezen).

We volgen den tocht van dag tot dag en maken al de sensaties mee door, die de reizigers doorleven, het telkens „versassen" (= geschut worden), waarbij gebrek aa-n schippiersroutine soms

gevaarlijke momenten brengt, het varen onder stralenden zonnehemel, zinkend avondlicht, gesluierde morgenstilte, altijd vol van afwisseling, verschillend van impressie, rijk gesohakeerd van kleurenpracht. We leeren zien en opmerken, leeren verstaan de schoonheid van een groep wild-uitgegroeide boomen, een eenvoudig, belommerd huizeke, een riet-bewassen oev'er, in een woord van alles wat, gewoon opzichzelf, in z'n omgeving en onder bepaalde belichting een bijzonderen indruk maait. En door dat alles krijgen we weer tal van lypisch-Vlaamsche kiekjes. Want we gaan ook mee de Vlaamsche steden in, langs de Brugsche reien en de Damster Taart, to't aan het strand van Blaaikenboi'ge J, 06.

Maar er is nog meer, dat dit boek w-aarde geeft.

De Groote, de Gladde en de Kleine zij'n alle drie schilders, maar Van verschillende opvattingen en uiteenloopende inzichten. De Groote is de man van het oude type, die schildert naar dé werke^ lijkheid en op verhoudingen let, de Gladde en de Kleine zijn „jongeren", , wien het om den indruk' te doen is, die meer letten op; de visie, dan opi .de realiteit, en. van hen is in 't bijzonder de Gladde een nieuwlichter, die vol'zit van moderae theorieën en toepassingen.

Nu kiezen ze steeds hetzelfde onderwerp, ^.Is ze gaan schilderen; werken, onafhankelijk van elkaar, zonder naar den ander om te zien — en stellen dan de resultaten van hun arbeid naast elkaar ter vergelijking.

En dan begint het. Felle oppositie en nog feller verdediging. Theoretische beschouwingen over techniek en wezen der kunst woi-den door den een tegen den ander in 't geding gebracht, waarbij de Groote, de man van het oude, voortdurend overhoop ligt met den - Gladde, den revolutionairen jongere, en de Kleine door puntige opmerkingen hitst en aanvoert, beurtelings den een en den ander bijvallend. Een "uiterst belangrijk', telkens zich herhalend discours, waaruit voor ons heel veel te leeren valt, eia velerlei inzicht geboren wordt. Geestig is daarbij de ontmoeting op de Groote Markt te Brugge met een hyper-modernen schilder, wiens buitennissige inzichten zelfs den Gladde te machtig zijh en nieuwe stol geven aan den Groote om op z'n Vlaamsch te „sakkeren".

Wij zijn bij dat alles, als de „Stille Getuige", luisterend met groote belangstelling en nieuwe denkbeelden winnend. Daarbij wordt de beteekenis van dat alles ten zeerste verhoogd, door een schat van reproducties: fotografische opnamen, dus werkelijkheidsbeelden, en daarnaast schildersweergave in de verschillende mentaliteit, waarvan we Jezen. Hetzelfde beeld komt soms driemaal terug, telkens geheel anders, omdat de opvatting een andere is, en dat doet met groote belangstelling lezen en vergelijken, zet al de discussies in praotijk om. Schier op iedere bladzijde vinden we zulk een illustratie en om dien rijkdom alleen is het boek onze toegewijde aandacht waard. Want zoo ooit, dan is hier de illustratie werkelijk de verduidelijking, de verluchting van den text.

Het vermoeden rijst, dat de schilders tuk-reproducties werkelijk die zijn, waaroVer in het verhaalde gesproken wordt. Maar ze staan vermeld onder den eigen naam der Auteurs, zoioidat we het niet met zekerheid kunnen zeggen. Als ons vermoeden juist is, ware het veel karakteristieker geweest den Groote , en den Gladde en 'den Kleine, zooals we ze uit het boek kennen, ook in de weergave van hun werk zoo te laten. Arth Deteu, JOB de Coene, Albert öaverys, blijkbaar het drietal, ' kennen we lang niet-zoo goed als den Groote, djgn Gladde, den Kleine, en daarmee gaat iets van het instructieve verloren, dat Streuvels toch klaarblijkelijk in de veelvuldigheid van illustratie heeft willen leggen.

Maar ook zonder deze schildersweergave zijn de foto's meer dan voldoende, om ons 'Vlaanderen te doen zien, zooals de Auteur het heeft bedoeld: in elk opzicht een land van schoonheid, die niet in het grootsche, maar in het eenvoudige en reëele bestaat, schoonheid, die 'leeft in velden en luchten, steden en dorpen, rivieren en wegen, overal, steeds even rijk.

Eén bezwaar moet ik echter nadrukkelijk Van het overigens zoo mooie en aantrekkelijke boek vermelden: den veelszins ruwen 'toon. De kernachtige Vlaamsche taal van schilders, die in (vriendschappelijke !) woordenwisseling zijn, moge juist getroffen wezen, er is toch voor ons iets zeer stuitends in, zulke woorden te moeten lezen en aldus te moeten naspreken, zij het dan niet in klanken, 't Is waar, de Grooite, die vooral de opbruisende klant is, is ook in dit opzicht raak getypeerd, meent het ook niet zoo kwaad, maar dat neemt toch ons bezwaar niet weg tegen den toon opzichzelf. Die is door vele vloekwoorden ontsierd, te, meer jammer, waar overigens Streuvels vertelt met dat bekende geluid en die genoegelijke intonatie, Idie we uit zijn ander werk kennen.

Als proeve van Streuvels' literairen arbeid en van de eigenaardige Vlaamsche reis-verhalen is dit loek zeker onze aandacht waa.rd. Het doiet, om met den Auteur te spreken, ons hart opi een karretje rijden.


1) Uitg. van L. J. Veen, Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

„Op de Vlaamsche Binnenwateren”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's